Wiegendood bij zuigelingen: vragen over slaap en nachtrust

In de eerste levensweken en -maanden van hun baby staan ouders vaak doodsangsten uit omwille van het plotse overlijden bij zuigelingen. Dat blijkt althans uit de vele vragen die ons hieromtrent op de consultaties worden gesteld. Volgens een recente publicatie van de AAP (Amerikaanse Academie voor Pediatrie) verdient het aanbeveling om pasgeboren baby’s minstens zes maanden en, idealiter, zelfs een jaar langer in de kamer van hun ouders te houden of te laten slapen. Op die manier zou plots overlijden bij zuigelingen beter kunnen worden voorkomen. Dr. Sonia Scaillet is arts en doet op dit vlak aan research binnen de Slaapeenheid van het Universitair Kinderziekenhuis Koningin Fabiola.
Zij geeft tekst en uitleg bij de risicofactoren en de goede praktijken ter preventie van wiegendood.

Zijn sommige kinderen kwetsbaarder dan andere voor plots overlijden / wiegendood?

“Jongetjes tussen 2 en 4 zijn inderdaad kwetsbaarder, maar ook een baby die er volkomen gezond uit ziet, kan helaas door dit syndroom worden getroffen. Ook al is het verloop van dit fenomeen moeilijk met zekerheid te beschrijven, toch tonen de studies die wij de laatste jaren binnen de Slaapeenheid hebben verricht, aan dat alle slachtoffertjes een onvolledig ontwaakproces vertonen, ‘t is te zeggen dat  hun vermogen om normaal wakker te worden gedurende de verschillende slaapfases verstoord is,” steekt Dr. Scaillet van wal. “Aan de hand van het slaaponderzoek kun je duidelijk drie grote risicofactoren onderscheiden: de vroeggeboren baby, de moeder die rookt  tijdens de zwangerschap en de baby die op zijn buik slaapt. Maar los daarvan kunnen ook nog andere factoren een rol spelen: een te zachte matras, een veel te warme kamer, weinig of geen prenatale follow-up, de jonge leeftijd van de moeder en het feit dat de baby van het mannelijke geslacht is.”

Bestaan er ook beschermende factoren? Welk advies kunt u de ouders mee geven?

“Men gaat ervan uit dat borstvoeding en fopspeen een impact hebben op de ontwaakdrempel bij baby’s door, indien nodig, de reactiesnelheid om wakker te worden te versnellen. Vast staat dat preventie de risico’s aanzienlijk verkleint: leg de baby altijd op zijn rug om te slapen, zet zijn wiegje ‘s nachts naast het bed van de ouders, minstens tot zijn 6 maand, zet de temperatuur nooit te hoog in de kamer (max. 18°),rook nooit tijdens de zwangerschap. Vandaar het belang van deze preventie: een gewaarschuwd ouderpaar is er twee waard… Sinds de jaren ’90 is het aantal gevallen van plots overlijden gevoelig gedaald dankzij de vele info- en sensibiliseringscampagnes.”

En dus concreet: hoe zit het nu met de nieuwe aanbevelingen?

“Wij gaan er alvast voor. Wij hebben trouwens niet zitten wachten op de aanbevelingen van de Amerikaanse academie om de vaders en moeders ertoe aan te zetten om hun kamer te ‘delen’ met hun kinderen gedurende de eerste zes maanden van hun leven. Het beste toezicht op de baby is nog altijd het oor van de ouders. Volgens de elementen waar wij over beschikken, menen wij dat plots overlijden niet volledig geruisloos gebeurt en dat de baby de reflex heeft om zich te ‘verzetten’.

Het blijft bij een veronderstelling, vermits het feit dat dit fenomeen zo plots optreedt het moeilijk te observeren valt in een klinische context. Nu, als de aanwezigheid van de ouders ons in staat stelt dit overlijden te voorkomen, dan willen wij graag deze kans grijpen en het ‘tijdelijk samenwonen’ alleen maar aanmoedigen. Of dit ook na 6 maand nog opportuun is? A priori is de meest kritieke periode voor wiegendood dan al voorbij, maar als dit de kwaliteit van de slaap ten goede komt en deze vorm van ‘cohabitatie’ geen hinder vormt voor de normale verdere ontwikkeling in de ouder/kind relatie, waarom niet? Alleen – en dat geldt van bij de geboorte – ieder in zijn eigen bed!”  voegt Dr. Scaillet
er ter conclusie nog aan toe.