Behandeling van autisme : focus op het vroege stadium!

Het UKZKF beschikt over een afdeling die zich wijdt aan het behandelen van autistische kinderen of kinderen met vermoedelijk autisme: de A.P.P.I.-eenheid (Autisme – Prise en charge Précoce Individualisée; Autisme – vroegtijdige individuele behandeling). Beeld van een uniek project in de Belgische kinderpsychiatrie.

“Ik schiet tekort als ouder”, “mijn kind is niet intelligent”, zijn vaak gehoorde verzuchtingen van ouders die geconfronteerd worden met een kind dat abnormaal gedrag vertoont. Die ouders kunnen de neiging hebben om de moed te verliezen. Vaak is het zo dat ze zich net machteloos voelen als ze geconfronteerd worden met onbegrip tegenover de stoornis van hun kind.

Autistische of vermoedelijk autistische kinderen geven doorgaans sterke signalen in vergelijking met andere kinderen, en die signalen zijn zo divers als de kinderen zelf! Sommigen kunnen visuele, zintuiglijke of reukstoornissen hebben, anderen kunnen classificeren, categoriseren, gedetailleerd omschrijven, gevoelig zijn voor aanraking … De signalen zijn vaak nogal ‘vreemd’ om de ouder echt te verontrusten. En soms is het pas bij een tweede kind dat de ouder de ontwikkeling van zijn verschillende kinderen kan vergelijken.

De A.P.P.I.-eenheid (vroeger Denver-eenheid genoemd) ontvangt zeer jonge kinderen, van 15 maanden tot 3,5 jaar, met autistische stoornissen. “We stellen hen een intensieve psycho-ontwikkelingsbehandeling voor”, zegt Prof. Delvenne, afdelingshoofd Kinderpsychiatrie. “Dit is een uniek initiatief in België! Ons land biedt inderdaad geen andere mogelijkheden om autisme in een dergelijk vroeg stadium te behandelen.”

Vanwaar precies die focus op het vroege stadium? Hoe eerder een diagnose wordt gesteld, hoe makkelijker het is om een positieve invloed uit te oefenen op de ontwikkeling van het kind en zijn aandoening. “De vroegtijdige aanpak zorgt voor een efficiëntere behandeling van het kind met autisme, omdat naast het voorkomen van problemen tijdens de ontwikkeling, het werk van de eenheid ook problemen binnen het gezin voorkomt. Die problemen zijn vaak te wijten aan een gebrek aan begrip van het probleem en de moeilijkheid van het stimuleren van een autistisch kind zonder de juiste hulpmiddelen“, verklaart dr. Razvana Stanciu, kinderpsychiater in de A.P.P.I.-eenheid.

Het doel van de benadering door het A.P.P.I.-team is niet om autisme ‘op te lossen’. Het ontstaan of de ontwikkeling van bepaalde gedragingen verhinderen is niet mogelijk. Maar een vroegtijdige behandeling, vanaf de eerste autistische symptomen, laat wel toe dat die gedragingen zich anders zullen ontwikkelen. Het aanvaardingsproces, zowel van de aandoening zelf als van de uitdagingen, is van cruciaal belang voor het kind en zijn ouders. Succes zit dan in kleine overwinningen: “Over het algemeen zijn we in staat om te voorkomen dat kinderen zichzelf afsluiten en kunnen we ze stimuleren om te doen wat ze van nature niet doen,” zegt dr. Stanciu.

En dit natuurlijke aspect is net belangrijk in de aanpak omdat het A.P.P.I.-team er ook is om ouders de nodige bagage mee te geven om gemakkelijker en natuurlijker met het kind te communiceren. “Tijdens ‘coaching’-sessies – op lange of korte termijn –, leren ouders om eenvoudige gebaren, blikken of elk ander hulpmiddel uit het dagelijkse leven te integreren. Die gebaren of de meer uitgesproken en intensievere blikken zijn niet noodzakelijk van buitenaf zichtbaar, maar ze vormen een antwoord op het zoeken naar gedeeld plezier. En zo worden kietelen of een glimlach een beloning voor een bepaald gedrag”, legt Maud Gilbert, verpleegster binnen de A.P.P.I.-eenheid, uit.

Afhankelijk van de primaire doelstelling, van de diagnose van het kind en van het functioneren van het gezin, stelt het team samen met de ouders gepersonaliseerde plannen op. “En de resultaten zijn positief, het lijkt erop dat sommige kinderen sneller en positiever evolueren dankzij de actieve betrokkenheid van de ouders. En kinderen zijn vindingrijk en hebben soms nogal wat verrassingen in petto voor zorgverleners en ouders”, benadrukt dr. Stanciu.

In de laatste vijftien jaar werden er meer diagnoses gesteld, en autisme is nu beter bekend bij het grote publiek, dat gemakkelijker de weg naar informatie vindt. Maar zelfs al kunnen we de invloed van de maatschappij op de ontwikkeling van autisme benadrukken, tot op vandaag is er nog geen enkele studie die een oorzakelijk verband aangetoond heeft.

Over de A.P.P.I.-eenheid

Pijn bij kinderen tijdens de zorg voorkomen: een elementair recht van de patiënt

Pijnbehandeling is een belangrijke sleutel om de jonge patiënt beter te begrijpen en te respecteren. Het Universitair Kinderziekenhuis Koningin Fabiola (UKZKF) en vzw ABELDI ontwikkelden een nieuw hulpmiddel voor kinderen en hun ouders om pijn beter te managen. Het platform www.jeutesoigne.be stelt afleiding voor als middel om pijn te voorkomen en biedt ouders, patiënten en zorgverleners informatie en spelletjes om pijnbestrijding te verbeteren.

Pijn laat sporen na

Pijn die wordt geassocieerd met ziekte of zorg heeft geen educatieve waarde, ondermijnt alle betrokkenen en kan alleen maar bijdragen aan een zorgfobie. Want kinderen die pijn lijden, dat laat sporen na. “Kwalitatieve pediatrische zorg draait om pijnpreventie.”, legt  Josette Fontaine, verpleegkundige gespecialiseerd in pijnbestrijding  in het  UKZKF. Om pijn te voorkomen bestaan er medicinale oplossingen maar ook oplossingen die niet medicinaal zijn, zoals afleiding, kunnen soelaas bieden. “Als we andere sensorische systemen dan degene die het pijngeheugen triggeren, verzadigen dan zal het kind beschermd zijn.”Ouders kunnen hun kinderen dus beschermen door hun zintuigen zoveel mogelijk te prikkelen. Alle middelen zijn goed: spelletjes, een knuffel, een verhaaltje, iets lekker om te eten… “Eenvoudige dingen die ouders en zorgpersoneel kunnen doen om tegengewicht te bieden bij mogelijke pijn door een parallelle positieve prikkel te creëren.”, vult Jérôme Laurent-Michel, verpleegkundige gespecialiseerd in pijnmanagement en betrokken bij de oprichting van de site.

Angst en pijn vermeden

Een informatief platform zoals www.jeutesoigne.be is dus noodzakelijk in het pediatrisch landschap. Het onderstreept hoe belangrijk het is om te luisteren naar jonge patiënten en hun ouders zodat angst en pijn vermeden kunnen worden en het elementair recht om niet te lijden gegarandeerd is. Het platform geeft bovendien de kennis en het werk door van de verschillende actoren en specialisten in pijnbehandeling en promoot acties van verschillende diensten zoals die van vzw ABELDI.

Over ABELDI
De vzw heeft tot doel de therapeutische, klinische, psychologische en morele hulp aan kinderen en adolescenten in pijnsituaties met alle mogelijke middelen te stimuleren en te bevorderen.
De vereniging stelt zich tot doel alles in het werk te stellen om op een directe of indirecte manier de strijd aan te binden met pijn bij pasgeborenen, zuigelingen, kinderen en adolescenten, ongeacht of het om acute dan wel om chronische pijn gaat en waar die pijn vandaan komt: ziekte, ongeval,…

Vaccineren redt talrijke mensenlevens

Vele studies werden reeds aan deze kwestie gewijd en het werd al herhaaldelijk aangetoond dat vaccineren elk jaar talrijke mensenlevens redt. De voordelen die een kind heeft bij een volledige vaccinatie zijn vele malen groter dan de risico’s die eraan verbonden zijn.

De laatste decennia is de pediatrische vaccinatiegraad in verscheidene lidstaten van de EU onder de aanbevolen drempel gedaald. De collectieve immuniteit wordt hierdoor in het gedrang gebracht en bijgevolg kunnen gecontroleerde ziekten terug de kop op steken. In 2011 werden meer dan 30.000 gevallen van mazelen in West-Europa gemeld : één van de grootste epidemieën op de wereld. Dit zijn onrustwekkende cijfers wetende dat in onze regio 1 tot 3 patiënten op 1000 aan deze infectie overlijdt.

Hoe is de situatie bij ons in België ?

Ui een recente studie gevoerd in Vlaanderen blijkt dat sommige Nederlandstalige families wantrouwig staan tegenover vaccineren. Een op de vijf jonge moeders is ervan overtuigd dat haar kind zich niet moet laten vaccineren tegen “ziektes die niet meer voorkomen”. Uit diezelfde studie blijkt dat 39% van de ouders bezorgd is over de ernstige bijwerkingen van vaccins. 32% denkt dat recente vaccins gevaarlijker zijn dan vaccins die al langer gebruikt worden.

Waarom twijfelen sommige ouders om hun kind te laten vaccineren ?

De algemene vaccinatiegraad in België blijft heel hoog, van 87,2% (rotavirus) tot  95,6% (mazelen-bof-rubella) in Wallonië-Brussel (2014). Echter, wanneer de kinderen gevaccineerd moeten worden stellen sommige ouders zich vragen. Ze vragen zich af of we niet teveel vaccineren tegenover vroeger, of vaccins het immuunsysteem van hun kinderen overbelast en of het kind niet te jong is om gevaccineerd te worden. Het nut en de effectiviteit van vaccins wordt in vraag gesteld. Anderen zijn dan weer bezorgd over de bestanddelen, de  bijwerkingen of de veiligheid ervan.

Welke oplossingen kunnen wij bieden ?

Ondanks de vele studies gevoerd omtrent het onderwerp is het niet altijd makkelijk om, uit de stroom van informatie, een adequaat en betrouwbaar antwoord te destilleren. Zo wordt aluminium bijvoorbeeld in zeer kleine hoeveelheden in vaccins gebruikt om de immuunrespons te stimuleren zodat vaccins efficiënter worden. De aanwezigheid van aluminium in vaccins werd in het verleden meermaals bekritiseerd door tegenstanders van vaccinatie maar geen enkel wetenschappelijk bewijs van mogelijke toxiciteit werd ooit aangeleverd. Experten brachten daarentegen verschillende elementen aan om alles in perspectief te plaatsen: “gedurende de eerste 6 levensmaanden krijgt een kind 4 milligram aluminium in zijn systeem als hij alle aanbevolen vaccins krijgt toegediend. Gedurende dezelfde periode krijgt hij 10 milligram aluminium binnen via borstvoeding, 40 indien hij gevoed wordt met flessenmelk en 120 wanneer het soyamelk betreft.”

We zijn in dit artikel niet in de mogelijkheid om alle twijfels die ouders hebben omtrent het onderwerp op te sommen. We willen echter wel benadrukken dat de kwaliteit van vaccins permanent gecontroleerd wordt, dat vaccins uw kind tegen een aantal potentieel ernstige en dodelijke ziektes beschermd en dat zijn immuunsysteem perfect bestand is tegen het vaccinaal schema in België. Als u vragen heeft omtrent vaccinatie, kunnen wij u enkel aanraden om er met uw arts of behandeld kinderarts over te spreken.

Artikel door Isabel Castroviejo, laatstejaarsstudente Geneeskunde aan de ULB en Professor Pierre Smeesters.

Bronnen :

  1. European Centre for Disease Prevention and Control. Let’s talk about protection. Stockholm: ECDC; 2016.
  2. Robert, B. Swennen. Enquête de couverture vaccinale des enfants de 18 à 24 mois en Fédération Wallonie-Bruxelles (Bruxelles exceptée), 2015. PROVAC-ULB, Ecole de Santé Publique.
  3. Artikel « Een op de vijf Vlaamse moeders twijfelt aan vaccinatie », 9/02/17 De Morgen

Wiegendood bij zuigelingen: vragen over slaap en nachtrust

In de eerste levensweken en -maanden van hun baby staan ouders vaak doodsangsten uit omwille van het plotse overlijden bij zuigelingen. Dat blijkt althans uit de vele vragen die ons hieromtrent op de consultaties worden gesteld. Volgens een recente publicatie van de AAP (Amerikaanse Academie voor Pediatrie) verdient het aanbeveling om pasgeboren baby’s minstens zes maanden en, idealiter, zelfs een jaar langer in de kamer van hun ouders te houden of te laten slapen. Op die manier zou plots overlijden bij zuigelingen beter kunnen worden voorkomen. Dr. Sonia Scaillet is arts en doet op dit vlak aan research binnen de Slaapeenheid van het Universitair Kinderziekenhuis Koningin Fabiola.
Zij geeft tekst en uitleg bij de risicofactoren en de goede praktijken ter preventie van wiegendood.

Zijn sommige kinderen kwetsbaarder dan andere voor plots overlijden / wiegendood?

“Jongetjes tussen 2 en 4 zijn inderdaad kwetsbaarder, maar ook een baby die er volkomen gezond uit ziet, kan helaas door dit syndroom worden getroffen. Ook al is het verloop van dit fenomeen moeilijk met zekerheid te beschrijven, toch tonen de studies die wij de laatste jaren binnen de Slaapeenheid hebben verricht, aan dat alle slachtoffertjes een onvolledig ontwaakproces vertonen, ‘t is te zeggen dat  hun vermogen om normaal wakker te worden gedurende de verschillende slaapfases verstoord is,” steekt Dr. Scaillet van wal. “Aan de hand van het slaaponderzoek kun je duidelijk drie grote risicofactoren onderscheiden: de vroeggeboren baby, de moeder die rookt  tijdens de zwangerschap en de baby die op zijn buik slaapt. Maar los daarvan kunnen ook nog andere factoren een rol spelen: een te zachte matras, een veel te warme kamer, weinig of geen prenatale follow-up, de jonge leeftijd van de moeder en het feit dat de baby van het mannelijke geslacht is.”

Bestaan er ook beschermende factoren? Welk advies kunt u de ouders mee geven?

“Men gaat ervan uit dat borstvoeding en fopspeen een impact hebben op de ontwaakdrempel bij baby’s door, indien nodig, de reactiesnelheid om wakker te worden te versnellen. Vast staat dat preventie de risico’s aanzienlijk verkleint: leg de baby altijd op zijn rug om te slapen, zet zijn wiegje ‘s nachts naast het bed van de ouders, minstens tot zijn 6 maand, zet de temperatuur nooit te hoog in de kamer (max. 18°),rook nooit tijdens de zwangerschap. Vandaar het belang van deze preventie: een gewaarschuwd ouderpaar is er twee waard… Sinds de jaren ’90 is het aantal gevallen van plots overlijden gevoelig gedaald dankzij de vele info- en sensibiliseringscampagnes.”

En dus concreet: hoe zit het nu met de nieuwe aanbevelingen?

“Wij gaan er alvast voor. Wij hebben trouwens niet zitten wachten op de aanbevelingen van de Amerikaanse academie om de vaders en moeders ertoe aan te zetten om hun kamer te ‘delen’ met hun kinderen gedurende de eerste zes maanden van hun leven. Het beste toezicht op de baby is nog altijd het oor van de ouders. Volgens de elementen waar wij over beschikken, menen wij dat plots overlijden niet volledig geruisloos gebeurt en dat de baby de reflex heeft om zich te ‘verzetten’.

Het blijft bij een veronderstelling, vermits het feit dat dit fenomeen zo plots optreedt het moeilijk te observeren valt in een klinische context. Nu, als de aanwezigheid van de ouders ons in staat stelt dit overlijden te voorkomen, dan willen wij graag deze kans grijpen en het ‘tijdelijk samenwonen’ alleen maar aanmoedigen. Of dit ook na 6 maand nog opportuun is? A priori is de meest kritieke periode voor wiegendood dan al voorbij, maar als dit de kwaliteit van de slaap ten goede komt en deze vorm van ‘cohabitatie’ geen hinder vormt voor de normale verdere ontwikkeling in de ouder/kind relatie, waarom niet? Alleen – en dat geldt van bij de geboorte – ieder in zijn eigen bed!”  voegt Dr. Scaillet
er ter conclusie nog aan toe.

Dove kinderen opnieuw (kunnen) laten horen

Sommige revolutionaire behandelingen kunnen de levenskwaliteit van een kind enorm opkrikken. Zo ook een vroegtijdige bilaterale cochleaire implant bij kinderen met een zware gehoorhandicap. Dankzij een chip die in het binnenoor wordt ingeplant kan een kind dat doof is geboren of recentelijk doof is geworden, namelijk simpelweg (opnieuw) deel gaan uitmaken van de wereld van de ‘horenden’, alsof het als het ware geen handicap had.

“Bij kinderen die vroegtijdig behandeld en geopereerd worden – rond één jaar – zijn de resultaten optimaal. Bij baby’s speelt het gehoor een primordiale rol in het ontwikkelen en begrijpen van taal & spraak. En dit is mogelijk dankzij het vroegtijdig en systematisch opsporen van doofheid bij alle baby’s die in de materniteit worden geboren. En vaak – rond de leeftijd van 2 jaar en een half – en voor zover het kind geen andere handicap vertoont, zal het kind kunnen evolueren zoals de andere kinderen die wél kunnen horen,” getuigt Prof. Mansbach, klinisch hoofd van de afdeling NKO in het Universitair Kinderziekenhuis Koningin Fabiola.

 

Vroegtijdige bilaterale cochleaire implant wordt een van de thema’s die aan bod zullen komen tijdens de Onzième Rencontre d’ORL Pédiatrique op 24 september eerstkomend.

Die dag gaan wij namelijk dieper in op onderstaande thema’s.

Neonatologie en NKO pathologie

  • Slikstoornissen: hoe zijn ze te voorkomen? – Michèle Georges
  • Perceptief gehoorverlies: wat te vrezen en welke follow-up? – Laurent Demanez
  • Preventie van strottenhoofdletsels: VNI en LMA (larynx masker) – Caroline Haggenmacher & Christel Sanchez

Opgedane aandoeningen aan het strottenhoofd

  • Oorzaken, balans en behandeling / Clinical cases – Philippe Monnier

Neus/sinus aandoeningen: conservatieve behandeling of chirurgische ingreep?

  • Mucoviscidose en naso-sinusale polypose – Mark Jorissen
  • IgE gemedieerde allergie, rhinitis en sinusitis – Philippe Eloy
  • Obstructie van de traankanaaltjes bij kinderen – Pierre Brihaye

Baanbrekend werk op het domein van NKO-therapie bij kinderen

  • Hypersialorrhea (overmatig kwijlen): medische behandeling met botulinetoxine – Laurent Coffinet
  • Bacteriologische diagnose van OMA op de spoed? Yes, you can! – Pierre Smeesters
  • Bilaterale, cochleaire implant – Anne-Laure Mansbach

Volledig programma, nuttige informatie en inschrijvingen: http://www.orlpedia.net/

Pediaters pleiten voor preventieve diagnose van de stoornis van het afweersysteem

Op 21 september 1971 wordt in Houston in de Verenigde Staten David geboren, een jongen zonder werkend immuunsysteem. 12 jaar lang zal een plastieken luchtbel zijn huis zijn. Omdat zijn natuurlijk verdedigingssysteem niet functioneert, kan elke bacterie of elk virus zijn dood betekenen. Het is de ‘Bubble Boy’ die op woensdag 27 april wordt herdacht wanneer enkele kinderen in de achtertuin van het UZ Brussel symbolisch ballonnen zullen oplaten.

Elke baby een hielprik!

De geneeskunde evolueert volop en de ‘Bubble Boy’ lijkt iets van het verleden. Dat is jammer genoeg niet zo. 1 op 1000 tot 2000 mensen kampt met een stoornis van het afweersysteem. Gelukkig is die niet altijd zo zwaar als bij David. Dat hoeft op zich geen drama te zijn, als je er maar vroeg genoeg bij bent. Zo kan een baby wanneer hij een hielprik krijgt, ook gecheckt worden op ernstige afwijkingen in zijn afweersysteem. Via de bestaande screening die via de hielprik gebeurt, worden momenteel 11 zeldzame ziektes onderzocht. De storing van het afweersysteem hoort daar in ons land niet bij. In de Verenigde Staten is deze test inmiddels wel aan de hielprik toegevoegd en werden reeds honderden kinderen vroegtijdig gediagnosticeerd. Als een afweerstoring bij een baby wordt vastgesteld, kunnen complicaties zoals levensbedreigende infecties worden voorkomen via stamceltransplantatie. Met de hielprik tussen de 72 en 96 uur na de geboorte kunnen ernstige immuundeficiënties vroegtijdig worden opgespoord en behandeld. Als bij David de stoornis meteen na de geboorte was gedetecteerd via de hielprik, dan had hij vandaag nog kunnen leven.

Daarnaast zouden kinderen en volwassenen die vaak ziek zijn (al dan niet met bijkomende symptomen zoals gezwollen lymfeklieren, huidproblemen, chronische diarree of een verhoogde incidentie van bepaalde kankers in de familie) laagdrempelig geëvalueerd moeten worden door een gespecialiseerde arts (immunoloog).

Vaak last van dezelfde terugkerende vage klachten?

Er zijn ook stoornissen van het afweersysteem die minder acuut levensbedreigend zijn, maar leiden tot een breed spectrum van klachten. Dergelijke patiënten hebben bijvoorbeeld meer en sneller geregeld terugkerende infecties, wratten en bronchitis. De symptomen zijn dan dikwijls heel algemeen en vaag. Daardoor worden deze lichte storingen van het immuunsysteem vaak laat gedetecteerd. Als een storing van het afweersysteem pas wordt vastgesteld bij volwassenen, kan de patiënt soms al jarenlang met klachten kampen. Daardoor kan hij of zij onherstelbare schade oplopen. Sommige patiënten met klachten moeten dan eenmaal per maand een infuus krijgen of een wekelijkse prik in de buik en dat de rest van hun leven. In sommige gevallen is ook het risico op kanker hoger.

Op 27 april laten een aantal kinderen in de achtertuin van het UZ Brussel ballonnen op. Daarmee willen ze aandacht vragen voor de stoornis van het afweersysteem. De pediaters van het Universitair Ziekenhuis Brussel en van het Universitair Kinderziekenhuis Koningin Fabiola pleiten er naar aanleiding daarvan samen voor om bij de hielprik ook een eventuele stoornis van het afweersysteem na te gaan. In het belang van de patiënten vinden ze het belangrijk dat de overheid daar middelen voor vrijgemaakt. Er is overigens een algemeen gebrek aan financiering voor diagnostische testen. Het UZ Brussel en het Universitair Kinderziekenhuis Koningin Fabiola vragen aandacht voor beiden.

Nood aan financiering en onderzoek

De aandacht voor het medisch probleem is één ding, maar daarnaast is er ook een probleem in het laboratorium: naast de hielprik worden veel andere testen onvoldoende terugbetaald en moeten patiënten en ouders opdraaien voor een groot deel van de kosten. Ook gebeurt nog onvoldoende onderzoek naar de stoornis. Nochtans zijn onderzoek en expertise inzake immunologie essentieel. Dat heeft ook het ontroerende verhaal van David bewezen die 12 jaar geïsoleerd heeft geleefd. Want uit de studie van David is wetenschappelijk veel lering getrokken. Laat 12 niet enkel de leeftijd van David zijn, maar vooral het cijfer van het aantal zeldzame ziektes die voortaan via de hielprik worden opgespoord.

Op 27 april laten om 16 uur kinderen ballonnen op. Op 29 april grijpt in het UZ Brussel een wetenschappelijk congres plaats van de Belgian Primary Immunodeficiency Group (BPIDG) over primaire immuundefficiënties (PID). Info daarover op http://bpidg.be.

De documentaire over de “Boy in the Bubble” kan je in het Engels zien op youtube: https://www.youtube.com/watch?v=HiA25yYlygE.

Info over de PID patiëntenvereniging vind je op www.boppi.be.

Dr. Jutte Van der Werff Ten Bosch, Universitair Ziekenhuis Brussel

Dr. Catherine Heijmans, Universitair Kinderziekenhuis Koningin Fabiola

Lagere dosissen X-stralen in het Kinderziekenhuis

De EOS technologie zorgt namelijk voor een meer precieze en minder riskante follow-up van de verdere ontwikkeling van pediatrische aandoeningen.

Het Universitaire Kinderziekenhuis Koningin Fabiola meldt de aanschaf van een nieuw toestel voor medische beeldvorming, de EOS, waarbij de technologie ons in staat stelt om kinderen 8 tot 10 keer minder bloot te stellen aan X-stralen dan bij traditionele radiologie. Dankzij de 2D- en 3D-beeldvorming winnen wij bovendien aan precisie en sparen wij het gebruik van een extra scanner. Een enorme hightech stap voorwaarts, niet alleen voor het kind dat regelmatig naar de radiologische follow-up moet, maar ook voor de chirurg die nu met nóg meer precisie kan werken. De EOS technologie berust op het opsporen van high energy deeltjes, een techniek die intussen al bekroond werd met de Nobelprijs voor fysica.  

Eén examen om het hele skelet te onderzoeken

In één enkele beweging van 20 seconden krijg je met EOS dezelfde informatie over heel het skelet als met de traditionele radiografie en met een scanner. Het 2D of 3D modelleren is mogelijk op basis van deze beelden, vermijdend dat het kind een supplementaire scanner moet ondergaan. Een significant verschil als je bedenkt dat het kind blijft staan ​​gedurende 20 en het niet hoeft te worden verdoofd. Deze technologische doorbraak verbetert het beheer ervan, sinds het kind zich enkel aan één examen moet onderwerpen.

Tien keer minder X-stralen, een uitgelezen methode bij kinderen

Maar in termen van voordelen voor patiënten is de vermindering van de blootstelling aan X-stralen een argument voor de keuze. Betreffende de belasting van ioniserende straling, maakt de EOS technologie het mogelijk de dosis X-stralen 8 tot 10 keer te verminderen voor de tweedimensionale radiologie en 800 tot 1000 keer bij de driedimensionale radiologie.

“Het belang van deze vermindering van de last van ioniserende stralen kan niet genoeg worden onderstreept voor onze pediatrische populatie, die toch een heel stuk kwetsbaarder is” benadrukt Professor Simoni, hoofd van de dienst radiologie in het Universitaire Kinderziekenhuis Koningin Fabiola. “Met EOS beschikt het kinderziekenhuis over een technologie waarbij haast geen stralingen (meer) vrij komen voor de follow-up van de ontwikkeling van pediatrische aandoeningen, meer in het bijzonder voor deze waarbij het kind frequent moet worden onderzocht.”

Precisie voor chirurgische ingrepen

Gebaseerd op het principe van de ‘modellering’, maakt het systeem het mogelijk 3D-beelden te maken. Op die manier kan de orthopedisch chirurg zijn interventies op de ledematen met een enorme precisie en in de drie ruimtevlakken plannen en evalueren. Deze 3D-analyse betekent dan ook een opvallende stap voorwaarts op het vlak van de kwaliteit bij de behandeling van de kinderen. De beelden in kwestie worden opgeslagen in de computer zodat je niet telkens opnieuw foto’s hoeft te maken en je altijd weer kunt teruggrijpen naar de bestaande radiologische informatie. Dankzij de EOS Microdose tool kun je dan ook beelden maken van de chronologische follow-up, met een minimale blootstelling aan X-stralen en met behoud van de eerst opgeslagen info als referentiepunt.

Technologie ten dienste van de pediatrische research

Het UKZKF gebruikt deze EOS technologie niet enkel in de dagdagelijkse klinische praktijk, maar ook voor zijn klinische en transnationale research. Deze state of the art technologie kadert perfect in de strategische doelstellingen van het kinderziekenhuis, dat in dit verband volop in de accreditatiefase zit.

Om de werking van de EOS beter te visualiseren, hebben we een video gemaakt onder de begeleiding van professionals.

Terrorisme en kinderen: hoe praat je daar het best over…

Professor Delvenne, hoofd van de dienst pedopsychiatrie van het UKZKF, geeft u graag een paar tips om u als ouders te helpen en u te adviseren hoe u het beste omgaat met de vragen of de reacties van uw kinderen als ze geconfronteerd worden met beelden van terrorisme.

  • Zet de tv af!

Houd uw kinderen weg van het tv toestel…

  • Geef altijd antwoord op hun vragen!

Terroristen zijn slechteriken. Leg het terrorisme uit en gebruik daar kindertaal bij, door ze af te schilderen als de slechteriken, als diegenen die ons bang willen maken… terwijl de ouders en de leerkrachten daar zijn om ze te beschermen.

  • Moet je daar systematisch over praten?

Nee, niet per se. Je hoeft daar echt niet over te beginnen als je kind er geen vragen over stelt en er niet écht door geraakt schijnt te zijn. Als volwassene heb je de behoefte om daar over te praten als een soort uitlaatklep voor je emoties, maar het is belangrijk dat je die angstgevoelens niet overdraagt op je kinderen.

  • Houd in ‘t oog of ze goed slapen en/of er iets opvallends verandert in hun gedrag!

Er zijn namelijk kinderen die hierbij nooit vragen zullen stellen maar die hun gevoelens op een andere manier te kennen zullen geven. Let dus goed op hun slaapgedrag en op elke verandering in hun gedrag.

Bewegingslaboratorium: big data in actie

Motorische evaluatie vormt een centraal element bij het opstellen van een follow-upplan van patiënten met een hersenverlamming. Naast de functionele klinische schalen, kan de karakterisering van de patiënteigen organisatie van houding en beweging worden uitgevoerd door de driedimensionale analyse van de beweging in combinatie met de analyse van de spieractivering en krachtuitvoer die tijdens het bewegen worden ontwikkeld. De bewegingsanalyse kan worden gebruikt voor het stellen van een zeer nauwkeurige – topografische, functionele en fysiopathologische – diagnose van de motorische disfunctie met het oog op een optimalisering van het globale behandelingsproces van de patiënt waarbij een kinesitherapeutisch programma wordt voorgesteld en eventueel de ontwikkeling van ortheses of protheses, de intramusculaire inspuiting van botulinetoxine, een chirurgische ingreep, de directe intrathecale toediening van baclofen via een injectiepomp, etc.

Onder bepaalde klinische omstandigheden kan er nood zijn aan opeenvolgende analyses van de bewegingen; precies om nauwkeuriger te kunnen inzoomen op de evolutie van de motorische disfunctie. In de klinische praktijk is ‘lopen’ de beweging die het vaakst wordt geanalyseerd. Het lopen wordt geregistreerd met een opto-elektronisch systeem met zes infrarood gevoelige stereoscopische digitale camera’s die een driedimensionale weergave mogelijk maken van de gefilmde patiënt. Twee digitale camera’s leveren gesynchroniseerde front- en profielbeelden. Acht tele-elektromyografiekanalen meten de spieractiviteit tijdens het bewegen en twee krachtplatforms registreren de krachtbeheersing op de vloer; meer bepaald de demping en de voortstuwing.

Op de huid van de patiënt worden reflectoren aangebracht ter hoogte van de standaard anatomische merkpunten. De camera’s rond het onderzoeksveld sturen infrarood licht en registreren de weerkaatsing van de reflectoren. De computer reconstrueert de driedimensionale verplaatsingen van de reflectoren op basis van de door de camera’s in real time geregistreerde informatie. Tegelijk wordt met zelfklevende elektroden de spieractiviteit geregistreerd en via telemetrie doorgestuurd naar het systeem waar ze in de kinematische gegevens worden geïntegreerd.

Een dergelijk analysesysteem voor bewegingen is een fundamenteel en klinisch onderzoeksinstrument voor de fysiologie en de fysiopathologie van de beweging. Het op nauwkeurige en multimodale wijze verzamelen van motorische parameters kan wetenschappelijke gegevens aanleveren die het samenstellen van statistisch analyseerbare profielen mogelijk maakt waardoor, bijvoorbeeld, de motorische controlemechanismen van een bepaalde populatie of de impact van verschillende behandelingen kunnen worden weergegeven.

Van mini-invasieve chirurgie tot robotica of de kleine geschiedenis van een revolutie

1988: twee Franse chirurgen stellen in Parijs een film voor over cholecystectomie (verwijdering van de galblaas) zonder nagenoeg enig trauma na te laten. Versteldheid bij het merendeel van de universitaire diensten waar men al sinds mensenheugenis weet dat ingrijpende chirurgie zware sporen nalaat. Fenomenaal succes bij de Parijse vrouwenbladen, die hun voorpagina vullen met koppen in de zin van “littekenloze chirurgie”.

Vervolgens wordt de nieuwe techniek beetje bij beetje overgenomen door de pioniers die ter zake nauw samenwerken met de bedrijfswereld om aangepaste chirurgische omgevingen en instrumenten te ontwikkelen. Het begin van een fantastisch avontuur dat in iets minder dan 25 jaar wereldwijd wordt onderschreven. Wetenschappelijk onderzoek verstevigt ook de fundamenten van de techniek waarbij wordt aangetoond dat de mini-invasieve chirurgie het aantal eventraties, postoperatieve vergroeiingen en buikwandinfecties drastisch terugdringt. Daar het spierweefsel bij een dergelijke ingreep niet wordt beschadigd, is de terugval van het aantal postoperatieve pijnklachten vaak overweldigend. Sterker nog, de techniek waarbij systematisch gebruik wordt gemaakt van een kijkvergroting resulteert in een aanzienlijke daling van het bloedverlies en een veel meer precieze dissectie die tot slot ook de morbiditeit terugdringt.

Dat alles leidt ertoe dat de tijd die een patiënt in het ziekenhuis doorbrengt na een vrij zware chirurgische ingreep alsmaar korter wordt en de patiënt soms zelf kan worden behandeld in een dagziekenhuis. Deze chirurgische techniek vindt algauw algemene ingang en wordt zelfs toegepast buiten de natuurlijke holten van het lichaam waarbij de chirurg tijdens een operatie zijn eigen ruimte creëert. Het zet Amerikaanse chirurgen ertoe aan om – niet meer of niet minder – te spreken van de “Second French Revolution”!

Deze techniek bij een kijkoperatie is echter moeilijker omdat het zicht van de chirurg beperkt is tot twee dimensies (de chirurg kijkt op schermen) en zijn polsbewegingen eveneens worden belemmerd door de aanwezigheid van de trocarts. De ontwikkeling is echter niet meer te stuiten. Silicon Valley buigt zich over het probleem en ontwikkelt een chirurgische robot die een oplossing aanreikt voor de kwadratuur van – dan toch – deze cirkel. Er wordt gewerkt in een console die voor een virtuele derde dimensie zorgt (net als in de bioscoop!). De hele beweeglijkheid van de pols wordt verkregen dankzij een complex minimechanisme dat aan het eind van elk van de instrumenten wordt geplaatst. Op die manier kan men zelfs patiënten opereren van op grote afstand (zie bijvoorbeeld de Lindbergh operatie die werd uitgevoerd door Prof. Marescaux in New York op een patiënt in Straatsburg!). Zelfs instrumenten die elkaar kruisen vormen voor de robots niet langer een probleem wanneer de chirurg alles via een enkele opening (veelal de navel) wil uitvoeren. De elektronica zorgt er immers voor dat het instrument steeds in de goede hand wordt gelegd – of het nu van links dan wel van rechts komt.

De robotica en de volledig geïntegreerde operatiekamers openen tal van, vandaag nog ongekende, mogelijkheden. De universiteitsprofessoren hadden het destijds bij het verkeerde eind. Het ging helemaal niet alleen maar om wondheling. Een galblaas wegnemen en niet kunnen zien langs waar dat gebeurde, is en blijft verbluffend! Een ‘groot’ chirurg is nu wellicht een chirurg die de kleinste gaatjes maakt! Maar, een globale mini-invasieve benadering bij onze patiëntjes moet voortaan onze eerste zorg zijn.

Pr Henri Steyaert

[email protected]

Meer weten over mini-invasieve robotica ? Ontmoet onze aartsen tijdens de Innovatie Seminarie op 18 april (alleen voor professionelen) of kom uw skills uitproberen op een echte robot op 28 mei tijdens het Feest van het Kind.