Tag Archief van: pédopsychiatrie

De liaisonpsych binnen het UKZKF, een boeiend beroep!

Binnen de verschillende kinderafdelingen bestaat er al meerdere jaren een team van liaisonpsychologen en -psychiaters*. Dit team werkt samen met alle medische en paramedische zorgverleners en met de vrijwilligers (clowns, ‘babyknuffelaars’, artiesten enz.) om het kind altijd centraal te stellen in zijn behandeling en tot een actieve partner van zijn zorgtraject te maken, hoe oud het ook is en wat het ook kan.

Deze liaisonpsychen zijn werkzaam binnen de diensten en afdelingen intensieve zorg, hemato-oncologie, chirurgie, cardiologie, neonatale intensieve zorg, dialyse, metabolisme en voeding, pneumologie, algemene pediatrie, neurologie, endocrinologie, genetica, diabetologie enz. Ze treden op in mogelijk traumatische situaties met uiteenlopend lichamelijk letsel. Het kan gaan om een acute of chronische ziekte die ingrijpende en langdurige behandelingen en zorg vereist, met eventueel een risico op overlijden of gevolgen waarvoor een meer agressieve behandeling nodig is.

*Onder ‘liaisonpsychen’ verstaan we het team van pediatrische psychologen en psychiaters die binnen een ziekenhuisomgeving de ‘liaison’ of band tussen kinderen, ouders en zorgverleners bevorderen. Het gaat hierbij om een transversale, interdepartementale, interdisciplinaire en intrapsychische band.

Het zieke kind en zijn betrokkenheid bij de zorg

We weten al tientallen jaren dat de psychische impact van een ziekte of afwijking verschilt naargelang van de levenskwaliteit, behandeling en prognose, maar evenzeer van het karakter van het kind en het functioneren van het gezin waarin het opgroeit. Elke ernstige ziekte brengt een kind uit evenwicht en luidt een periode van verzet en (psychologische) aanpassing in.

Een kind ervaart een ziekte vaak als een narcistisch letsel en een aantasting van zijn zelfrespect, zelfvertrouwen en zelfliefde. Het lichaam, dat nog in volle groei is, wordt gezien als beschadigd, kapot of slecht.  De ziekte leidt vaak ook tot een beknotting van de vrijheid en bijgevolg tot een gevoel van passiviteit, afhankelijkheid en controleverlies. Ze veroorzaakt veel angst en een grote bezorgdheid: angst voor naalden, pijn, complicaties, soms zelfs de dood enz. De onrust van het kind, en zijn angsten en bezorgdheden hangen nauw samen met zijn karakter, capaciteiten en kennis, maar evenzeer met de manier waarop het gezin de ziekte beleeft.

Als gevolg van al deze moeilijkheden zal het kind, ongeacht zijn leeftijd, psychisch op de ziekte reageren aan de hand van meer of minder doeltreffende verwerkingsmechanismen (verzet, overgave, medewerking, controle, ontkenning, rationalisering enz.). Deze mechanismen worden op hun beurt beïnvloed door de manier waarop het kind wordt geïnformeerd, door zijn naasten en zorgverleners wordt omringd en bij zijn behandeling wordt betrokken.

Informatie geven – de wens om het al dan niet te weten … Luisteren

Medische informatie geven heeft tot doel het kind in staat te stellen zijn plaats als subject van de zorg te behouden en een vertrouwensband tussen het kind, de ouders en de zorgverleners op te bouwen. Binnen de pediatrie vormen het respect voor de autonomie en vrijheid van het kind vaak echter een probleem vanwege de leeftijd van het kind, zijn begripsvermogen, het familiale evenwicht, de hoogdringendheid van de situatie, de ernst van de ziekte, de psychologische context enz.

Toch is het kind informeren een ethische plicht die op een juridische basis én een psychische behoefte van het kind in ontwikkeling berust. Medische informatie geven komt tegemoet aan de specifieke noden van ieder kind: de nood om te begrijpen wat het overkomt, de nood om als mens te worden gerespecteerd (m.a.w. als een subject en niet als een object van maatregelen en zorgen), de nood om de realiteit waarmee het wordt geconfronteerd te verwerken, zich hierover voorstellingen te maken en erop te anticiperen. Door te informeren worden gebeurtenissen meer voorspelbaar en dus minder angstaanjagend. Doorgaans kunnen zorgverleners veel vlotter werken met kinderen die minder angstig zijn en dus beter meewerken (H. Dussart, I. Lambotte, 2010).

Maar een kind kan niet op eender welke manier worden geïnformeerd. Ook al heeft het nood aan informatie, het moet ook worden beschermd tegen verwoestende woorden die geen enkele betekenis voor het kind zouden hebben. Daarom is het in de eerste plaats belangrijk om naar het kind te luisteren, naar zijn vragen en naar zijn nood om het al dan niet te weten.

De naasten

Tot de hulpbronnen van het kind behoort zijn gezin, dat in de meeste gevallen de plek van de veilige hechting is. Deze hechting is van fundamenteel belang in het opbouwen van de veerkracht die het kind nodig heeft om zich te ontwikkelen en met voldoening te leven, ondanks de moeilijkheden en traumatische situaties waarmee het wordt geconfronteerd. Veerkracht bij een kind uit zich in het vermogen om, ondanks een ’traumatische’ situatie, basisvaardigheden te kunnen blijven verwerven en zich sociaal te kunnen blijven ontwikkelen zonder zich daarin geremd en/of onstabiel te voelen. Veerkracht is nooit een absoluut gegeven, maar kent een zeer wisselend verloop. Een van de bepalende factoren van veerkracht is hoogstwaarschijnlijk de zeer vroege relatie tussen enerzijds de moeder, vader of andere belangrijke personen en anderzijds het kind, in het bijzonder via de ondersteuning die een rijke, veilige en beschermende relatie biedt. Daarom betekent voor een kind zorgen ook voor zijn gezin zorgen en het de kans bieden om zijn naasten zo dicht mogelijk bij zich te hebben (tenzij het kind dat niet wenst).

De zorgverleners en het kind als partner

Tot de hulpbronnen van het kind behoren ook de zorgverleners en de relatie tussen het kind en de verpleegkundigen, artsen, fysiotherapeuten en psychen. Voor een kwaliteitsvolle relatie is het fundamenteel dat de zorgverlener naar het kind, zijn emoties, ervaring en noden luistert en dat hij het kind als partner beschouwt. In dat kader neemt het werk van de liaisonpsychen een belangrijke plaats in. De aandacht voor het kind en zijn psychologische (emotionele, relationele) begeleiding vertrekt vanuit het kind zelf en past zich aan zijn leeftijd, de aard en intensiteit van zijn ervaring, zijn emoties en noden aan, maar ook aan de kwaliteit van zijn familiale ondersteuning, in samenwerking met het hele team van zorgverleners.

ONDERNOMEN ACTIES

Onze acties hebben tot doel de uitdrukking, voorlichting en medewerking van ernstig zieke kinderen op de kinderafdelingen van het UKZKF te bevorderen. Ze passen in het kader van de preventie van affectieve moeilijkheden van het kind en de interacties tussen ouders en hun kind wanneer een medische behandeling en/of chirurgische ingreep nodig is.

Het gaat erom de capaciteiten en krachten van het kind te benutten en zijn betrokkenheid bij de eigen gezondheid te bevorderen door de acties verfijnd en subtiel af te stemmen op elke situatie en het kind op een creatieve en op zijn noden afgestemde manier te begeleiden.

Doorgaans maken liaisonpsychologen en -psychiaters gebruik van alles wat het kind centraal kan stellen in zijn hele zorgtraject. Wij laten ons leiden door het kind en zijn gezin, bieden een luisterend oor en hebben uiteraard aandacht voor de communicatie, angsten, controle, aanwezigheid van naasten enz.

We ontfermen ons over het kind en luisteren ernaar (erbij gaan zitten, gewoon aanwezig/beschikbaar zijn enz.) zonder het te bruskeren of te forceren om bepaalde kwesties aan te kaarten die wij essentieel vinden. Niet alle kinderen voelen de nood om zich verbaal over hun ziekte uit te drukken. Ze kunnen zich ook op andere manieren uiten: spelletjes (het rad van emoties, het ziekenhuis van Lego, de dokterstas met Hypo de beer met diabetes enz.), boeken (soms heel specifiek zoals ‘In de armen van Hugo’ van Anne-Sophie Raulin, waarin Hugo met zijn knuffel naar het ziekenhuis moet omdat hij diabetes heeft), tekenen, verven, kleien, inzichtkaarten over emoties, gevoelens en behoeften, het spel Dixit enz.

De communicatie tussen het kind en zijn naasten bevorderen, zonder te bruskeren, kan alle partijen aanmoedigen om zich voor de ander open te stellen: samen zijn we sterk. Maar dit is niet altijd het geval en in sommige situaties gaat het er gewoon om iedereen te helpen aanvaarden dat er soms geen woorden zijn.

Een kind heeft het recht om op een eerlijke, duidelijke en realistische manier op de hoogte te worden gebracht over zijn ziekte en toestand. Hij moet ook weten wat er gebeurt, wat er wordt gedaan, waarom, hoe … Het kan de levenskwaliteit van het kind verbeteren als het met zijn gezin over de ziekte kan praten. In het ideale geval begint de communicatie met het kind zodra de ernstige ziekte wordt meegedeeld. Want als er onuitgesproken zaken over de ziekte zijn, bestaat de kans dat het kind zich terugtrekt, zich niet durft te uiten of niet durft te zeggen wat het nodig heeft. De angst voor het onbekende is vaak erger dan de angst voor wat we kennen. Om informatie aan het kind te kunnen geven, moet er worden achterhaald wat het over zijn ziekte weet en begrijpt. Het is van fundamenteel belang om het kind vragen te stellen over wat het werd verteld. Hoewel het kind het recht heeft om te worden geïnformeerd, heeft het ook het recht om te worden beschermd tegen woorden die een verwoestende uitwerking zouden kunnen hebben: het kind is onze gids. Welke informatie wordt gegeven en hoe, wordt afgestemd op de noden van het kind en zijn gezin.

Als het kind dat wenst, kunnen wij het op verschillende manieren een gevoel van controle geven:

  • Het een actieve plaats in zijn behandelingen laten innemen;
  • Zelfbeheersingstechnieken aanbieden (ontspanning, hypnose enz.);
  • Op voorhand het zorgplan met het kind bespreken;
  • Aandacht hebben voor het recht op toestemming tot de behandelingen, in nauw overleg met zijn gezin enz.

Sleutelmomenten

Ons werk speelt zich volledig af bij de kinderen, ouders en betrokkenen tijdens een ziekenhuisverblijf, maar ook in de ambulante zorg. Wij vermelden hier alle acties van het hele team van liaisonpsychologen en -psychiaters. Deze acties vinden niet allemaal op alle diensten of afdelingen plaats, omdat ze op de kinderen en hun naasten zijn afgestemd.

In de ambulante zorg

In de meeste gevallen wordt er een ontmoeting tussen het kind, zijn gezin en de psychologe voorgesteld zodra de ziekte is meegedeeld. Het voordeel van deze werkwijze is dat er meteen rekening wordt gehouden met alle psychologische en relationele uitdagingen die de ontdekking van een ernstige ziekte met zich meebrengt.

Als er een ziekenhuisopname nodig is (hartchirurgie, amputatie, digestieve chirurgie, chemotherapie enz.), kan het kind (en zijn gezin) daarop worden voorbereid. Dat is belangrijk, omdat het risico op posttraumatische stress afneemt wanneer je voorbereid bent op wat gaat komen. Deze voorbereiding is afgestemd op het kind, zijn leeftijd, karakter, noden en gezin. Ze kan bijvoorbeeld bestaan uit een bezoek aan de ruimtes, informatie, tekeningen, poppenspelletjes, ontmoetingen met andere kinderen of andere ouders enz.

Als er sprake is van dagelijkse behandelingen, leefregels of verboden, organiseren meerdere diensten creatieve workshops rond emoties en behoeften (bv. de praatgroep voor adolescenten met sikkelcelziekte of voor kinderen met stofwisselingsziekten). Sommige diensten zijn opgeleid in therapeutische voorlichting, waarbij vooral aandacht gaat naar de samenwerking tussen patiënten, ouders en zorgverleners. Het hele jaar door worden er gemeenschappelijke activiteiten voor broers en zussen (broers- en zussengroep) georganiseerd. Soms wordt er door het kind of de ouders ook begeleiding buiten het ziekenhuis gevraagd. Meestal gaat het dan om het voorzien van spreekruimtes in scholen, hobbyclubs (sport, academie enz.).

Zomerkampen of activiteiten voor kinderen, adolescenten en hun gezinnen waar kinderen zichzelf kunnen zijn, elkaar kunnen helpen en even de eenzaamheid kunnen vergeten die een ernstige ziekte vaak met zich meebrengt. Door zijn ervaring kan het kind een expert worden voor anderen. Dankzij zijn actieve betrokkenheid kan het bijdragen aan verandering en zich erkend voelen.

Tijdens het ziekenhuisverblijf

Er zijn heel wat acties waarbij het luisteren naar en rekening houden met het kind tijdens zijn ziekenhuisverblijf centraal staan.

Een kind dat in het ziekenhuis wordt opgenomen, is in de eerste plaats het kind van een gezin. Het heeft zijn ouders dicht bij zich nodig. Zij zullen het helpen om deze onaangename ervaring te verwerken door bij het kind te zijn, naar het kind te luisteren, uit te leggen/te vertalen wat er gebeurt, door steeds dichtbij te blijven, ook tijdens al dan niet pijnlijke behandelingen, en door altijd zijn vertrouwenspersonen te zijn.  Ze kunnen worden aangemoedigd om aanwezig te zijn, maar zeker voldoende pauzes in te lassen en om dagelijkse gebeurtenissen in gedachten te houden (foto’s, dagboek enz.). Het kan aangewezen zijn om op bepaalde momenten broers en zussen het opgenomen kind te laten bezoeken (gepland en onder begeleiding). Zo’n bezoek kan niet alleen een positief effect hebben voor de broers en zussen, maar ook het kind zelf zal zich erkend en niet langer uitgesloten voelen. Vooral als het al enige tijd in het ziekenhuis verblijft. Bovendien heeft het daarna iets om over te vertellen.

De begeleiding van kinderen door de ‘psychen’ gebeurt ‘in het hier en nu’. Er worden regelmatig ontmoetingen georganiseerd. Door naar het kind te luisteren terwijl het over zijn ziekte, afwijking of operatie praat, krijgt het meer vat op wat het overkomt. De psychologe vangt daarnaast zijn emoties op, brengt deze emoties onder woorden en achterhaalt zo de onderliggende behoeften.

De liaisonpsychen zijn altijd bij het kind in de buurt. Zij kunnen het woord nemen namens het kind of het vertegenwoordigen ten aanzien van de zorgverleners of zelfs zijn ouders: door het kind te ondersteunen, aan zijn zijde te staan, het te helpen zichzelf te uiten en zelfs door zijn woordvoerder te zijn.

Een kind in het ziekenhuis blijft in de eerste plaats een wezen in ontwikkeling, een kind dat er nood aan heeft om te leren, te spelen … De kinderafdelingen worden aangespoord om zich naar de buitenwereld open te stellen, zodat het kind in een omgeving terechtkomt die het helpt zichzelf te blijven: onlinelessen (Bednet, Take Off), speelse, creatieve en psychische activiteiten georganiseerd door muzikanten, vertellers of ergotherapeuten. In bepaalde situaties kan er ook een beroep worden gedaan op organisaties die de wensen van kinderen in vervulling brengen, zoals Make a wish of Mistral Gagnant.

Na het ziekenhuisverblijf

Dit kan vreemd klinken, maar het ziekenhuis verlaten en/of het herstel, in het geval van een geneesbare ziekte, gaat niet altijd vanzelf. Wanneer de omstandigheden dan gunstiger worden en de kinderen klaar zijn om hun ervaring te delen en zo enige opluchting te voelen, kunnen ze worden uitgenodigd om aan de hand van verschillende middelen hun lichamelijke, emotionele en relationele beproevingen te uiten. Sommige kinderen voelen zich schuldig of schamen zich omdat ze niet tegen de ziekte opgewassen bleken, omdat ze hun zwakte hebben getoond, er gevolgen aan hebben overgehouden, teleurgesteld zijn in hun ouders, familie, vrienden of omdat ze passief waren of littekens hebben. Er kan zelfs sprake zijn van schaamte als er geen of slechts beperkte gevolgen zijn.

Het ongeval, de operatie of de ziekte zijn gebeurtenissen die het leven van het kind overhoop hebben gegooid en die het kind, op het moment zelf of later, dwingen om zichzelf belangrijke vragen te stellen: waarom ik, waarom toen, wat is de betekenis ervan enz. In de meeste gevallen zal het kind nadat het het ziekenhuis verlaten heeft, proberen om inzicht te krijgen in, een verklaring te vinden voor of logica te zoeken achter zijn beproeving, en om al dan niet een betekenis te geven aan wat het is overkomen.

Enkele bijzondere situaties

Een kind dat een transplantatie ondergaat

In het UKZKF krijgen elk jaar meerdere kinderen een transplantie (bv. hart-, nier- of beenmergtransplantatie). Dat is een overweldigende gebeurtenis die de relatie van het kind tot de wereld verandert. Vooral de relatie tot zijn eigen lichaam raakt verstoord doordat er een ‘vreemd lichaamsdeel’ in zijn lichaam wordt ingebracht. Wij stellen gesprekken vóór/tijdens en na de transplantatie voor met het zieke kind en/of zijn gezin, zodat ieder van hen zijn emoties en bezorgdheden onder woorden kan brengen.

Wanneer de donor een verwant(e) is, bijvoorbeeld wanneer een kind beenmerg aan een broer of zus doneert, besteden wij ook bijzondere aandacht aan de donor. Zowel de donor als de ontvanger staat voor verschillende uitdagingen: ze dragen de last van een symbolische schenking en schuld, hun plaats en rol binnen het gezin kunnen veranderen en hun identiteit kan door de transplantatie een knauw hebben gekregen.

Een kind dat niet praat

Bij een kind dat niet praat (kind met een zware handicap, heel jong kind enz.) legt de psycholoog nog meer de nadruk op non-verbale communicatie. Daarnaast zijn activiteiten als tekenen en kleien zeer creatieve vormen van expressie. De creaties van de kinderen tonen hun veerkracht ten opzichte van traumatische situaties. Vervolgens gaat het erom alle betrokkenen te helpen begrijpen en begrip op te brengen voor wat het kind wil overbrengen.

De woordvoerder van het kind zijn is vooral belangrijk wanneer het kind alleen in het ziekenhuis is. Nog meer dan in andere situaties stelt een heel team alles in het werk om het kind de nodige ervaringen aan te reiken die het nodig heeft om zich verder te ontwikkelen.  Vaak wordt er een ‘levensboekje’ in de vorm van een dagboek bijgehouden (gewoontes, dagindeling, betrokken zorgverleners enz.), zodat er een soort van stramien in deze gebeurtenissen in het leven van het kind ontstaat en deze deel worden van zijn identiteit. Deze acties vergen een niet-aflatende aandacht en inzet van het hele team. Het is tot slot ook belangrijk voor ons om zorgverleners die met emotioneel heel zware situaties te maken krijgen, te ondersteunen met luistermomenten of opleidingen.

Palliatieve zorg: een bijzondere situatie

Sinds 2013 is er binnen het ziekenhuis een mobiel team voor pediatrische palliatieve zorg actief (arts, psychologe en verpleegkundige) dat kinderen die door een ongeneeslijke ziekte worden getroffen de beste ondersteuning biedt.

Wanneer zijn levenseinde nadert, heeft het kind, ongeacht zijn leeftijd, een kwantatitatief grote en kwalitatief kalme en sterke menselijke aanwezigheid aan zijn zijde nodig (Hayez et al., 1995). In de meeste gevallen probeert het zorgverlenende team de familie zo goed mogelijk te ondersteunen. Het kind heeft in de eerste plaats namelijk de liefhebbende en geruststellende aanwezigheid van zijn naasten nodig, zodat het kan vechten of berusten zonder zich in de steek gelaten te voelen. Als het kind alleen, verwaarloosd of in de steek gelaten is of als zijn gezin het niet komt steunen, is het aan de professionele zorgverleners om de jonge patiënt kwalitatief bij te staan. De liaisonpsych is aanwezig om de teams in deze situaties te ondersteunen.

Na het overlijden van het kind krijgen de gezinnen (ouders en broers/zussen) die dat wensen ‘rouwbegeleiding’ aangeboden. Eén keer per jaar wordt er voor de naasten en zorgverleners een herdenkingsdienst georganiseerd. Deze dienst is een moment van delen dat wordt opgeluisterd door persoonlijke verhalen, gedichten, muziek en zang. De families en zorgverleners worden uitgenodigd om hun wensen, verlangens en emoties op papiertjes te schrijven, die daarna in de tuin van de spoeddienst aan de wensboom worden opgehangen.

Conclusies

In de nasleep van een ernstige ziekte komen bepaalde capaciteiten en kwetsbaarheden bovendrijven of kunnen deze worden versterkt. Net zoals er zoveel verschillende kinderen en adolescenten, ouders en families zijn, bestaan er erg uiteenlopende zorgtrajecten. Tijdens het hele traject, gaande van de confrontatie met de ernstige ziekte tot het rouwproces, kan er een waaier aan reacties en op iedere patiënt afstembare strategieën worden opgemerkt. Ons werk als liaisonpsych bestaat erin gunstige omstandigheden te creëren en te handhaven om deze beproeving samen te beleven. De middelen en noden evalueren, een helpende hand bieden en zich aanbieden als veilige basis om de onzekerheden van de ziekte het hoofd te helpen bieden (Delage et al., 2017).

————————————————————————-

Bibliografie

  • Delage M., Lejeune A., Delahaye A. Pratiques du soin et maladies chroniques graves, Louvain-La-Neuve: De Boeck, 2017.
  • Dussart, H., Lambotte, I. (december 2010). Informer pour humaniser “Raconte-moi l’hôpital: les mots pour le dire”. Education du patient – Enjeux de Santé, 28, 1, 22-25.
  • De Gheest, F., Lambotte, I., Detemmerman, D., Lingier, P., De Coster, L. (maart 2006). Le vécu psychologique d’enfants confrontés à une intervention chirurgicale digestive lourde : mise en évidence de leurs ressources internes et relationnelles. Le Carnet Psy, 106, 31-37.
  • Friedel M, et al. BMJ Paediatrics Open 2019;3:e000547. doi:10.1136/bmjpo-2019-000547
  • Lambotte, (2019). Proefschrift: “Développement psychologique de l’enfant malade chronique. Mucoviscidose et drépanocytose” Promotoren: prof. V. Delvenne & prof. L. De Coster
  • Lambotte, I., Delvenne, V., De Coster, L., Grandière, M., Verheyden, A. (2016/2). L’appropriation subjective de la maladie en pédiatrie : la fonction transitionnelle du psychologue de liaison. La Psychiatrie de l’enfant, 59, 617-628.

————————————————————————-

Samenvatting – Overzicht van de huidige acties

In het Universitair Kinderziekenhuis Koningin Fabiola tracht het team van liaisonpsychen[1] alle ernstig zieke kinderen, van baby tot adolescent, te helpen zich te uiten over en zich betrokken te voelen bij de gezondheidszorgen die hen aanbelangen. Er wordt hun een hele reeks acties aangeboden die steeds in nauwe samenwerking met de families en teams worden verwezenlijkt.

In de ambulante zorg

  • Ontmoetingen tussen het kind, zijn gezin en de psychologe, zodat er rekening wordt gehouden met alle psychologische en relationele uitdagingen die de ontdekking van een ernstige ziekte met zich meebrengt. Activiteiten rond het begrip en de expressie van het kind.
  • Workshops creatieve expressie of spreekruimtes om alle vragen te beantwoorden die kinderen over behandelingen, leefregels of verboden hebben. ‘Therapeutische voorlichting’ dankzij samenwerking in een heus partnerschap van kind, ouders en zorgverleners.
  • Begeleiding op plaatsen buiten het ziekenhuis om het kind te helpen zijn stem te laten horen (school, vrijetijdsactiviteiten, opvangcentrum enz.).
  • Zomerkampen of activiteiten voor kinderen, adolescenten en hun gezinnen waar kinderen zichzelf kunnen zijn, elkaar kunnen helpen en even de eenzaamheid kunnen vergeten.
  • Luisteren naar kinderen die niet praten door hun emoties en noden te observeren en te vertalen.
  • Voorbereiding van het kind en zijn gezin op een gepland ziekenhuisverblijf aan de hand van verschillende activiteiten (spelletjes, boeken, bezoekjes, gesprekken enz.).

Tijdens het ziekenhuisverblijf

  • Het kind en zijn ouders tijdens het ziekenhuisverblijf ondersteunen, naar hen luisteren en hen begeleiden. Het woord voeren namens het kind als dit nodig is (kind te gestresseerd, kan niet praten enz.).
  • Geplande en begeleide bezoekjes van broers en zussen aan het kind in het ziekenhuis.
  • Openstelling naar de buitenwereld (Bednet, Take Off, speelse activiteiten enz.).
  • Het kind en zijn ouders zo nodig na het ziekenhuisverblijf ondersteunen, naar hen luisteren en hen begeleiden om te bespreken wat er is gebeurd, de gebeurtenissen onder woorden te brengen, er betekenis aan te geven en emoties op te vangen.

ONZE PARTNERS

Wij werken nauw samen met verschillende partners die zich met het kind bezighouden (specialisten, artsen in opleiding, paramedisch en psychosociaal personeel, pedagogen, animatoren en vrijwilligers), maar ook met scholen, vrijwilligers, ouderverenigingen en gespreksgroepen van rouwende ouders.

Mentale gezondheid en kinderen: een brief van onze patiënten

Donderdag 25 februari bracht Frank Vandenbroucke, Federaal minister van Volksgezondheid, een bezoek aan de dienst Pedopsychiatrie. Het was een uitgelezen kans voor het team om de regeling van de zorg voor kinderen en adolescenten in Brussel aan te kaarten, evenals het belang van preventie en screening van toekomstige moeders die kwetsbaar zijn en hierrond een netwerk van perinatale zorg op te bouwen, maar ook om uit te wisselen over de uitdagingen wat mentale gezondheid betreft bij kinderen en adolescenten. We vertelde ook hoe ernstig de crisis situatie is bij kinderen en jongeren als gevolg van de pandemie, en de zorgen te uiten die we ons hierover maken. Het rondetafelgesprek werd gevolgd door een bezoek aan de Ouders-baby afdeling, de A.P.P.I.- afdeling en de dienst pedopsychiatrie. De patiënten van de hospitalisatie eenheid kregen de kans om de minister een brief voor te lezen.

Beste minister,

Allereerst danken wij u voor uw onverwachte bezoek, wij zijn allen aangenaam verrast door uw komst. Voor deze gelegenheid hebben wij de tijd genomen om u deze tekst te schrijven en u op de hoogte te brengen van onze gedachten en gevoelens over deze lockdown.

Toen de pandemie werd aangekondigd, waren velen van ons bang en moesten velen van ons naar huis vanwege de hygiënische maatregelen. De achterblijvers konden in het weekend niet naar huis. Sommigen zagen hun familie wekenlang niet omdat het bezoekrecht verboden of zeer beperkt was. Het was moeilijk voor de jongeren, het woog op hun moraal, ze voelden zich eenzaam en droevig. Degenen die thuis waren, voelden deze eenzaamheid ook en trokken zich in zichzelf terug.

In het begin was het erg moeilijk voor ons om de hygiënische maatregelen te begrijpen die door de regering en het ziekenhuis werden opgelegd. Hier in de afdeling worden wij er zeer dikwijls aan herinnerd hoe belangrijk het is de normen en de barrièregebaren te respecteren.

Maar in werkelijkheid is het erg ingewikkeld !!!!!!!!!!!!!!!

Vroeger konden we buiten spelen, nu moeten we een masker dragen zodra we naar buiten gaan. Dat is vreselijk!!!

Sinds deze zomer gaat het beter, we hebben ons aangepast, we zijn er aan gewend. Nu denken we er minder over na dankzij de activiteiten in de afdeling.

Maar sinds het beter gaat, zijn er meer en meer ziekenhuisopnames (we zijn met 16 kinderen in plaats van 15) maar ondanks dat, heerst er nog steeds een goede sfeer. Hoe meer zielen, hoe meer vreugde.

Maar in de scholen, vooral de humaniora, lijken de maatregelen niet goed doordacht te zijn en moeilijk na te leven. Zo mogen sommigen van ons niet naast hun klasgenoten op een bankje zitten, maar zitten wij met ongeveer 500 mensen in een nauwelijks geventileerde refter. En in sommige lagere scholen moeten we 1m50 afstand respecteren en worden onze klassen gescheiden op de speelplaats. De kinderen hier die naar school gaan zijn een beetje bang om covid-19 mee te nemen naar de afdeling. Wij weten dat de jongere in dat geval op zijn kamer zou moeten blijven, d.w.z. dat hij niet met de anderen mag eten of aan de activiteiten deelnemen, in afwachting van de resultaten van de PCR-test. Als de test positief is, zal hij waarschijnlijk naar huis moeten of in isolatie blijven. In werkelijkheid is dit iets wat ons bang maakt, omdat we bang zijn om weer “opgesloten” te worden en geen plezier meer kunnen maken met onze vrienden.

Hoewel de beperkingen nog steeds moeilijk zijn (omdat ze niet veel veranderd zijn), zijn we in staat om onze krachten te herwinnen en aan onszelf te werken met het doel om binnenkort, in goede vorm, terug naar huis te mogen gaan, om het leven met covid-19 verder aan te kunnen.

Dank u, minister, voor uw interesse in deze mooie afdeling. Wij hopen dat dit bezoek u een kijkje heeft gegeven in ons dagelijks leven en hopen dat er spoedig een einde komt aan deze pandemie.

Met vriendelijke groeten,

Léa, Karolina, Cybélia, Iannis, Mine, Noa, Charline, Pauline, Charlie, Goncalo, Maxence, Théo, Louise et Lorena

 

Reportage

 

InTijdenVanCorona#9: Wanneer het corona het weer van onze emoties bepaald

Het team van psychologen van de afdeling Kinderpsychiatrie van het UKZKF heeft zich vanaf de eerste dag van de lockdown gemobiliseerd om middelen aan te bieden aan hun patiënten, de kinderen van het personeel en de ouders, die soms verward zijn door zoveel veranderingen. Hun doel? Ouders helpen om de emoties van hun kinderen beter aan te voelen, uit te drukken en te begrijpen, emoties in verband met het coronavirus en de invloed op het leven van kinderen van 2 tot 6 jaar.

Uittreksel uit het boekje “Wanneer het coronavirus onze emoties bepaald”

Ontdek het hier !

 

Ouders #InTijdenVanCorona

Sinds enkele maanden veroorzaakt de Covid-crisis vele omwentelingen in ons leven en het vereist een dagelijkse inspanning om ons steeds weer aan te passen. Onze emoties gaan alle kanten op en het is moeilijk om ons in de toekomst te projecteren omdat de onzekerheid aanwezig is. Om onszelf te beschermen, moeten we veel regels respecteren die ons uit elkaar drijven. Paradoxaal genoeg verenigt deze periode ons ook: we worden allemaal geconfronteerd met dezelfde veranderingen in onze omgeving. De afgelopen maanden hebben ons waarschijnlijk een nieuw perspectief gegeven op onze dagelijkse taken, op ons leven in het algemeen en een aantal fundamentele aspecten daarvan. Hoe kunnen we de gevolgen van deze context overwinnen en de kans grijpen om een nieuwe manier van leven te ontwikkelen? Onze psychologen stellen de ouders enkele praktische oefeningen voor: leren om beter naar elkaar te luisteren, om dingen te delen en om de batterijen weer op te laden.

1. Tijd voor jezelf

Om dit te doen is het belangrijk om onze steunpunten, onze persoonlijke en relationele middelen te identificeren. Neem een vel papier en een potlood en stel jezelf deze paar vragen: wat doe je graag en goed in je dagelijks leven, thuis, voor jezelf en voor je kinderen? Wat zijn de toffe momenten die je deelt met je kinderen, vriend of vriendin, huisdier, of collega’s? Wat ons goed doet, is zinvol, en brengt ons terug naar het essentiële. De echte uitdaging is om een persoonlijk evenwicht te vinden en vervolgens de vragen van onze kinderen te kunnen beantwoorden;

2. Tijd delen met iemand anders

Om verder te gaan, stellen we voor dat je wat tijd neemt samen met iemand van je gezin. Bespreek de vragen die we zojuist hebben gesteld om je middelen, je kwaliteiten, je faciliteiten, je momenten van plezier, onder woorden te brengen. Laat deze bevoorrechte persoon je een spiegel overhandigen waarin je je kenmerken, sterke punten en stijl kan terugvinden.

3. Zich ontspannen, ja maar hoe ?

Deze context heeft veel gevolgen voor ons dagelijks leven. Ons levensritme is op zijn kop gezet (langzamer voor sommigen, sneller voor anderen)! We moeten soms nieuwe functies aanvaarden voor onze kinderen, zoals thuisonderwijs, de dagelijkse aanwezigheid van onze kinderen, enz. Tegelijkertijd moeten we ons aanpassen aan nieuwe professionele verplichtingen zoals telewerken en videoconferenties.

Sommige aspecten van ons dagelijks leven kunnen positief zijn en ons de mogelijkheid bieden om het ritme wat te vertragen. Andere kunnen daarentegen een extra belasting vormen. Omdat de persoonlijke, familiale en professionele eisen zich vermenigvuldigen, worden we soms overweldigd door een gevoel van duizeligheid. Als dit onevenwicht al eerder aanwezig was, dan zal het nog meer opvallen tijdens deze moeilijke momenten. Hoe kunnen we een evenwicht vinden tussen persoonlijke tijd, sociale en gezinsverantwoordelijkheden? Hoe kunnen we ons tempo aanpassen aan deze nieuwe eisen?

Er is geen mirakelrecept, maar we kunnen wel ons aanpassingsvermogen stimuleren. Bijvoorbeeld door deze emoties te aanvaarden en naar elkaar te luisteren.

Vanaf dat moment stellen we voor dat je de tijd neemt om te voelen wat er in je lichaam gebeurt, om te luisteren naar je emoties en gedachten. We nodigen je uit om een innerlijke weerkaart op te maken.

Als je overspannen bent, kan het hoge tijd zijn om je grenzen te herkennen en je prioriteiten te stellen. Dit onevenwicht kan een uitnodiging zijn om te veranderen.

Het kan tijd zijn om een nieuwe organisatie op te bouwen door uit te zoeken wat werkt en wat problematischer is. Flexibiliteit en aanpasbaarheid zijn hier nodig. Vergeet niet dat er veel mogelijkheden zijn!

We willen graag wat hulpmiddelen met je delen. Waaronder de activiteiten van het “dagelijkse leven” die bevorderlijk zijn voor het samenbrengen van mensen. Het idee is om iets nieuws te ontdekken in het bekende, om onze routine van daarvoor op een andere manier te herinvesteren. Dan zijn er ook nog de vrijetijdsactiviteiten – plezier om te ontdekken of te herontdekken. Gezinsactiviteiten kunnen samen worden gepland op basis van de mogelijkheden, de leeftijd en de rijpheid van uw kinderen.

Doe ook de oefening: wat zijn je dagelijkse activiteiten die je dichter bij elkaar kunnen brengen?

 

Kortom, wat goed voor ons is, wordt vaak met veel talent gerealiseerd!

Deze lijst is gelukkig niet volledig! Sommigen lijken misschien voor de hand liggend, maar deze crisistijd brengt ons terug naar de basis. Het is aan u om er inspiratie uit te putten om uw creativiteit te ondersteunen en te ontwikkelen.

4. Tot slot…

Neem tot slot even de tijd om na te denken over een moeilijke tijd die je hebt meegemaakt. Visualiseer de persoonlijke, relationele en anderen middelen die je hebben geholpen. Bedenk wat je vandaag anders zou doen, achteraf gezien, met betrekking tot wat je nu essentieel vindt. Het doel is om je capaciteiten tot veerkracht en creativiteit te benadrukken die je tijdens een andere moeilijke situatie hebben aangesproken. Dit herinnert ons eraan waartoe we in staat zijn in benarde situaties.

Er bestaan middelen om een burn-out van de ouders te voorkomen! Aarzel niet om beroep te doen op een professional om je op individueel niveua te helpen.

Heeft je kind problemen? Heb je ondersteuning nodig? Onze psychologen en kinderpsychiaters staan tot je dienst.

www.huderf.be

________________________________________

Ook te vinden op deze blog: veel middelen om de emoties van je kinderen te begrijpen en te begeleiden.

Een roadbook voor gehospitaliseerde kinderen

De psychologen van het UKZKF hebben een ‘roadbook’ gemaakt voor tieners en tweens om hun ziekenhuisopname te ondersteunen. Het roadbook is een soort dagboek waarmee jongeren de balans kunnen opmaken en de evolutie van hun emoties kunnen nagaan. Het is ook een communicatiemiddel dat de tiener eventueel kan delen met  zijn verzorgers of familie. Onder de vorm van een aanpasbaar logboek, is het roadbook gemaakt om de creativiteit en het verwoorden van gevoelens te stimuleren: het hoofdpersonage is de tiener zelf!

“Betrekken, kalmeren, stimuleren… Elke adolescent heeft andere behoeften. Ons doel is om hen zoveel mogelijk acteur te maken van hun welzijn en gezondheid ”.

Klik hier om het hele roadbook te zien!

 

 

 

InTijdenVanCorona#8 – Mijn lievelingsdag, na mijn verjaardag, is de dag dat ik weer naar school mag gaan

« Mijn lievelingsdag, na mijn verjaardag, is de dag dat ik weer naar school mag gaan ». Dit zijn de zeer symbolische woorden die een meisje van 10 jaar langs haar neus weg heeft gezegd op een avond toen haar papa haar in bed stopte … Inderdaad, de opsluiting duurt lang, erg lang, zo ook voor onze kinderen … maar wordt er ook geluisterd naar hen wanneer ze hun mening zeggen? Hoe zit het met de kinderen op het moment dat de opsluitingsmaatregelen worden versoepeld ?

Hoewel er veel gepraat wordt over de kinderen, stellen we vast dat ze vergeten worden in de discussie over het versoepelen van de opsluitingsmaatregelen. Het merendeel van hen zal niet naar school kunnen gaan voor september. En wat wordt er dan voorzien voor hen? Wat is het plan B?

We wensen hun belangen en rechten voorop te zetten.

Er is voor ons geen enkele valabele medische reden te vinden om kinderen nog langer uit de gemeenschap te sluiten.

Zij zijn niet de super-overdragers zoals verondersteld wordt bij influenza.

Op basis van de actuele beschikbare gegevens kunnen we vooropstellen dat de meerderheid van de besmette kinderen het virus hebben opgelopen nadat ze in contact geweest zijn met een volwassene die positief testte op Covid.

In het geval van een besmetting zijn de maatregelen identiek aan die maatregelen die gelden voor de rest van de maatschappij. Een ziek kind moet onmiddellijk uit de gemeenschap genomen worden. Het zal dan getest worden, en als het positief test zal het veertien dagen in quarantaine geplaatst worden met zijn familie.

Niemand wil dat zijn kind ziek wordt, iedereen wil dat zijn kind vordert in zijn studies en algemene ontwikkeling. Natuurlijk is het risico op besmetting nooit volledig uit te sluiten. Maar als we de maatschappij beschouwen als een globaal systeem dat alle individuen respecteert, hierin inbegrepen onze kinderen, dan is dat kleine risico noodzakelijk voor het welzijn van iedereen.

In Denemarken heeft de heropening van scholen niet geleid tot een heropflakkering van de gevallen meer dan 4 weken na de hervatting.

Bovendien geraken kinderen zeer weinig besmet en als ze besmet zijn met het virus zijn ze in de overgrote meerderheid van de gevallen een beetje ziek. Ernstige vormen zijn zeer zeldzaam en veel minder frequent dan in het geval van influenza of bronchiolitis. Onlangs zijn gevallen van late ontstekingscomplicaties waargenomen (Kawasaki-syndroom) in gebieden waar het virus heeft gecirculeerd, maar dit treft een zeer beperkt aantal kinderen. Kinderartsen kennen deze ziekte goed, er is een behandeling en de prognose is gunstig als de diagnose vroeg wordt gesteld.

Het is dus logisch dat de kinderen de eersten moeten zijn die niet meer opgesloten worden.

Kinderen laten terugkeren naar school en naar de gemeenschap is essentieel om secundaire effecten te voorkomen. De school biedt, naast haar educatieve en sociale rol, een omgeving die het mogelijk maakt om de tekenen van fysiek en psychisch lijden van bepaalde kinderen te detecteren. Opsluiting vergroot de ongelijkheden met een verhoogd risico op verwaarlozing, mishandeling en gebrek aan toezicht, wat kan leiden tot meer ongevallen in het huishouden. We zien ook meer slaap- en angststoornissen en ontwikkelingsachterstanden die schadelijk kunnen zijn voor het kind en zijn ontwikkeling. Het langdurig gebruik van schermen, dat nog erger is tijdens de opsluiting, heeft ook een schadelijk effect dat al goed is ingeburgerd.

Andere voordelen, zoals de gratis kantine op bepaalde scholen, zijn belangrijke elementen om in overweging te nemen voor de meest kansarme gezinnen. Kinderen de mogelijkheid ontnemen om toegang te krijgen tot een uitgebalanceerd dieet is een andere aanval op hun basisbehoeften.

Laat ons positief en pragmatisch blijven

Voor degenen die de mogelijkheid hebben om terug te keren naar de gemeenschap, staan ​​wij erop dat deze terugkeer kan worden gedaan in serene en aangename omstandigheden. Overmatig beschermende maatregelen (zoals het verwijderen van speelplekken, kinderen verbieden om met elkaar te spelen of het onvermogen om een ​​kind te troosten) zijn niet gebaseerd op evidentie en kunnen leiden tot angstopwekkende situaties voor het kind, de leerkrachten en de ouders.

Het kind moet op een normale wijze zich kunnen ontwikkelen, interageren en spelen.

We vertrouwen erop dat de leerkrachten, maar ook de kinderen, die volledig betrokken moeten kunnen worden bij dit nieuwe leven op school, creatief zijn en de juiste balans vinden tussen de noodzakelijke afstands- en hygiënemaatregelen en de harmonie van samenleven. De aanbevolen essentiële maatregelen zijn regelmatig handen wassen en het organiseren van kleinere klassen (bubbels) zonder contact te verbieden. De WHO benadrukt dat kinderen de beste ambassadeurs kunnen zijn op het gebied van hygiënemaatregelen en dat ze daartoe positief aangemoedigd moeten worden. We benadrukken ook de belangrijke rol van ouders bij het respecteren van veiligheidsinstructies, vooral op straat en bij de schoolingang.

Ten slotte willen we ouders herinneren aan het belang van de gebruikelijke medische opvolging van hun kinderen en ook de opvolging van hun vaccinaties. Het is absoluut noodzakelijk om te voorkomen dat de pandemie van COVID-19 een opleving veroorzaakt van meningitis, kinkhoest of mazelen (veel gevaarlijker voor kinderen dan Covid) ten gevolge van een vaccinatieachterstand. Daarom moet zo spoedig mogelijk een inhaalslag worden georganiseerd om een ​​toekomstige uitbraak van epidemieën te voorkomen. Een onderbreking van de conventionele medische opvolging kan ook de diagnose van bepaalde medische problemen vertragen.

Concluderend verzoeken we de autoriteiten uitdrukkelijk om een ​​sterk signaal te geven zodat de situatie van het kind centraal gesteld wordt in het debat, zodat hun basisrechten worden gerespecteerd.

  1. Dimitri Van der Linden, pédiatre infectiologue aux Cliniques universitaires Saint-Luc
  2. Petra Schelstraete, pédiatre infectiologue, hôpital universitaire de Gand
  3. Marc Raes, président de la Société Belge de Pédiatrie
  4. Tyl Jonckeers, président de l’association professionnelle belge des pédiatres
  5. Pierre Philippet, président du Groupement Belge des Pédiatres de langue Française
  6. An Bael, présidente du Vlaamse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  7. Georges Casimir, président de l’ Académie Belge de Pédiatrie
  8. Ann De Guchtenaere, secrétaire générale du European Academy of Paediatrics
  9. Marie Christine Seghaye, chef de service de pédiatrie, CHU Liège
  10. Stéphane Moniotte, chef de département de pédiatrie, Cliniques universitaires Saint-Luc
  11. Pierre Smeesters, infectiologue pédiatre, chef de département de pédiatrie, Hôpital Universitaire des Enfants Reine Fabiola
  12. Anne Tilmanne, pédiatre infectiologue et hygiéniste, Hôpital Universitaire des Enfants Reine Fabiola
  13. Julie Frère, pédiatre infectiologue, CHU Liège
  14. Marc Hainaut, pédiatre infectiologue, CHU Saint-Pierre
  15. Marianne Michel, vice-présidente de l’association professionnelle belge des pédiatres
  16. Gunnar Buyse, chef de département de pédiatrie, Hôpital Universitaire de Louvain (KULeuven)
  17. Stijn Verhulst, chef de service de pédiatrie, Hôpital Universitaire d’Anvers
  18. François Vermeulen, pneumologie et infectiologie pédiatrique, Hôpital Universaire de Louvain (KULeuven)
  19. Daan Van Brusselen, Pédiatrie Tropicale, Hôpitaux GZA, Anvers
  20. Herman Goossens, professeur de Microbiologie, Université d’Anvers
  21. Pierre Van Damme, professeur à l’Université d’Anvers, Faculté de Médecine et des Sciences de la Santé
  22. Koen Vanden Driessche, infectiologue pédiatre, hôpital universitaire d’Anvers
  23. Els Duval, chef de service des soins intensifs pédiatriques, hôpital universitaire d’Anvers
  24. Siel Daelemans, pneumologie pédiatrique, UZ Brussel
  25. Luc Cornette, néonatologie, AZ Sint-Jan
  26. Françoise Smets, doyenne de la Faculté de Médecine, UCLouvain
  27. Sabine Van Daele, chef de service de pédiatrie, UZGent
  28. Annick Covents, pédiatre, St Nicolas
  29. Bénédicte Van Grambezen, néonatologie, Cliniques universitaires Saint-Luc
  30. Ana Onnela, néonatologie, Cliniques universitaires Saint-Luc
  31. An Van Damme, hématologie pédiatrique, Cliniques universitaires Saint-Luc
  32. Nathalie Godefroid, néphrologie pédiatrique, Cliniques universitaires Saint-Luc
  33. David Tuerlinckx, chef de service de pédiatrie, CHU Dinant -Godinne, UCL Namur
  34. Olga Chatzis, pédiatre infectiologue, Cliniques universitaires Saint-Luc
  35. Tessa Goetghebuer, pédiatre, CHU Saint-Pierre et conseillère pédiatre ONE Bruxelles
  36. Catheline Hocq, néonatologie, Cliniques universitaires Saint-Luc
  37. Pierre Maton, néonatologie, CHC-Groupe santé- Montlegia
  38. Cécile Boulanger, hémato-oncologie pédiatrique, Cliniques universitaires Saint-Luc
  39. Etienne Sokal, gastro-entéro-hépatologie pédiatrique, Cliniques universitaires Saint-Luc
  40. Xavier Stephenne, gastro-entéro-hépatologie pédiatrique, Cliniques universitaires Saint-Luc
  41. Jean-Philippe Stalens, chef de service de pédiatrie, Centre Hospitalier de Wallonie Picarde
  42. Elisabeth Rebuffat, chef de service de pédiatrie, CHU Saint-Pierre
  43. Patricia Carlier, pédiatre en pratique privée
  44. Valérie Vandresse, pédiatre en pratique privée
  45. Michèle Loop, pédiatre en pratique privée
  46. Nathalie Debroux, pédiatre en pratique privée
  47. Vanessa Largent, pédiatre en pratique privée
  48. Sybille Andries, pédiatre en pratique privée
  49. Françoise Weerts, pédiatre
  50. Catherine Barrea, cardiopédiatre, Cliniques universitaires Saint-Luc
  51. Thierry Sluysmans, chef de service de cardiologie pédiatrique, Cliniques universitaires Saint-Luc
  52. Dominique Hermans, chef de service de pédiatrie générale, Cliniques universitaires Saint-Luc
  53. Diane Stroobant, pédiatre infectiologue, Grand Hôpital de Charleroi
  54. Thierry Detaille, soins intensifs pédiatriques, Cliniques universitaires Saint-Luc
  55. Stephan Clément de Cléty, soins intensifs pédiatriques, Cliniques universitaires Saint-Luc
  56. Bénédicte Brichard, chef de service d’hématologie pédiatrique, Cliniques universitaires Saint-Luc
  57. Nadegda Ranguelov, néphrologie pédiatrique, Cliniques universitaires Saint-Luc
  58. Annelise Bruwier, pédiatre hématologue, Grand Hôpital de Charleroi
  59. Olivier Danhaive, chef de service de néonatologie, Cliniques universitaires Saint-Luc
  60. Benoit Brasseur, pédiatre infectiologue, clinique Saint-Pierre Ottignies
  61. Christiane Vermylen, professeur émérite de pédiatrie, UCLouvain
  62. Jack Levy, professeur émérite de pédiatrie, CHU Saint-Pierre
  63. Fiammetta Piersigilli, néonatologie, Cliniques universitaires Saint-Luc
  64. Caroline Dolieslager, présidente de la société flamande des infirmiers specialisés en Pédiatrie et Néonatologie (VVKV)
  65. Tom Luyckx, infirmier en chef spécialisé en Pédiatrie Centre en réhabilitation Pulderbos
  66. Jeroen Verlinden, infirmier spécialisé en Pédiatrie; coordinateur KinderThuisZorg et Kindzorgtraject
  67. Jordaan Pollet, infirmier spécialisé, Association des Infirmiers Spécialisés en Pédiatrie et Néonatologie
  68. Catherine Wanty, pédiatre gastro-entérologue, Grand Hôpital de Charleroi
  69. Jean-Jacques De Bruycker, rhumatologie et immunologie pédiatrique, CHU Sainte-Justine, Montréal, Canada
  70. Alec Aeby, neurologie pédiatrique, Hôpital Universitaire des Enfants Reine Fabiola
  71. Armand Biver, chef de service de pédiatrie, Centre Hospitalier Luxembourg
  72. Anne Mostaert, pédiatre néonatologue, CHR Namur
  73. Philippe Cuvelier, pneumo-allergologie pédiatrique, CHIREC-Delta
  74. Laurie Lecomte, pédiatre infectiologue, hôpital de Jolimont
  75. Silvia Berardis, pneumopédiatrie et mucoviscidose, Cliniques universitaires Saint-Luc
  76. Christophe Vô, cardiologie pédiatrique, Cliniques universitaires Saint-Luc
  77. Laurence Dedeken, hémato-oncologie pédiatrique, HUDERF
  78. Levi Hoste, immunologie pédiatrique, UZGent
  79. Anneliese Dussart, néonatologie, CHU Tivoli, La Louvière
  80. Alice Ferster, hémato-oncologie pédiatrique, HUDERF
  81. Anne Johansson, néonatologie, HUDERF
  82. Saskia Vande Velde, gastro-entérologue pédiatre, UZGent
  83. Kristien Kamoen, pédiatre, coordinatrice du conseil d’administration de l’Association flamande de pédiatrie
  84. Quoc Le Phy, HIS Etterbeek-Ixelles
  85. Hilde Van Hauthem, pédiatre, Sint-Maria, Halle
  86. Chantal Dangoisse, dermatologue pédiatrique, HUDERF
  87. Catherine Heijmans, Chef de service de pédiatrie Centre Hopitalier de Jolimont, hématologue HUDERF
  88. Anne Monier, neuro-pédiatre, HUDERF
  89. Christine Quentin, pédiatre, HUDERF
  90. Bertrand Richert, Faculté de Médecine et FSM
  91. Inge Roggen, pédiatre, HUDERF
  92. Sonia Scaillet, pédiatre, HUDERF
  93. Ingrid Thomas, pédiatre, CHU A. Paré, Mons
  94. Françoise Vermeulen, chef de service de pédiatrie, Hôpital Erasme
  95. Valentine Weber, pédiatre, HUDERF
  96. Christine Devalck, pédiatre, HUDERF
  97. Cynthia Prigogine, pédiatre, HUDERF
  98. Nathalie Berneim, HUDERF
  99. Laurence Goffin, pédiatre, HUDERF/Chirec Delta
  100. Véronique Delvenne, pédo-psychiatre, HUDERF
  101. Eric Cavatorta, CHU Marie-Curie, Charleroi
  102. Karin Mathe, pédiatre, CHU Brugmann
  103. Hughes Dessy, pédiatre, HUDERF
  104. José Groswasser, pédiatre, HUDERF
  105. Mouna Al Husni AL Keilani, HUDERF
  106. Corinne De Laet, pédiatre, HUDERF
  107. Christine Versteegh, pédiatre, Chirec Braine-L’Alleud
  108. Thierry Schurmans, pédiatre, HUDERF et CHU Liège
  109. Sophie Lhoir, HUDERF
  110. Erika Boros, pédiatre, HUDERF
  111. Aurélie Empain, pédiatre, HUDERF
  112. Justine Van Gaver, pédiatre, HUDERF
  113. Benedetta Chiodini, pédiatre, HUDERF
  114. Abdel Kanfaoui, pédiatre, HUDERF
  115. Nicolas Lefevre, pédiatre, HUDERF
  116. Pascal Perlot, pédiatre, HUDERF
  117. Jean-Christophe Beghin, pneumologie pédiatrie, HUDERF
  118. Christine Fonteyne, soins palliatifs pédiatriques, HUDERF
  119. Céline Mignon, infectiologue pédiatre, HUDERF
  120. Elise Hennaut, pédiatre, HUDERF
  121. Anissa Messaaoui, pédiatre, HUDERF
  122. Brigitte Adams, pédiatre, HUDERF
  123. Nicolas Arribard, pédiatre, HUDERF
  124. Anna Bruscaglia, pédiatre, HUDERF
  125. Laura Slegers, pédiatre, HUDERF
  126. Caroline Bossicard, pédiatrie générale, HUDERF
  127. Anouk De Ganseman, HUDERF
  128. Sylvie Tenoutasse, pédiatre, HUDERF
  129. Diane Franck, chirurgienne pédiatrique, HUDERF
  130. Cécile Brachet, pédiatre, HUDERF
  131. Sophie Blumental, pédiatre infectiologue, HUDERF
  132. Isabelle Dagneaux, Chercheure au Centre de recherche en Bioéthique UNamur
  133. Paloma Carrillo-Santisteve, médecin épidemiologiste
  134. Roberta Cilio, neuropédiatre, Cliniques Universitaires Saint-Luc
  135. Astrid Haenecour, pédiatrie, Cliniques Universitaires Saint-Luc
  136. Bouchra El M’Kaddem, neuropédiatre Cliniques Universitaires Saint-Luc
  137. Laurent Houtekie, pédiatre, Cliniques Universitaires Saint-Luc
  138. Christophe Goubau, pédiatre pneumologue, Cliniques Universitaires Saint-Luc
  139. Maëlle de Ville de Goyet, pédiatre, Cliniques Universitaires Saint-Luc
  140. Emilien Derycke, pédiatre, Cliniques Universitaires Saint-Luc
  141. Laetitia Vanhoutte, pédiatre, Cliniques Universitaires Saint-Luc
  142. Stéphanie Paquay, neuropédiatre, Cliniques Universitaires Saint-Luc
  143. Marie-Cécile Nassogne, neuropédiatre, Cliniques Universitaires Saint-Luc
  144. Bénédicte Michel, pédiatre néonatologue, CHIREC Delta
  145. Emeline Bequet, pédiatre, CHU CHR Liège
  146. Marie-Laura Godet, pédiatre, Cliniques Universitaires Saint-Luc
  147. Georges De Bilderling, pédiatre, CHR Namur
  148. Ariel de Selys Longchamps, pédiatre, Clinique St-Jean Bruxelles, Clinique Gabrielle Uccle
  149. Allison Gilis, pédiatre, Grand Hôpital de Charleroi
  150. Julia Cornet, pédiatre, Cliniques de l’Europe – St-Michel
  151. Aude Helsmoortel, pédiatre néonatologue, CHIREC Delta
  152. Marc Hannesse, pédiatre en pratique privée
  153. Françoise Delmelle, neuropédiatre, CHWAPI Tournai
  154. Annick Sauvage, pédiatre, Cliniques de l’Europe – Ste-Elisabeth
  155. Anne Wintgens, psychiatre infanto-juvénile, Cliniques Universitaires Saint-Luc
  156. Claire de Halleux, pédiatre, Grand Hôpital de Charleroi
  157. Ludivine Hougardy, pédiatre, Clinique Notre Dame de Grâce, Gosselies
  158. Sophie Lambert, pédiatre, CHC Montlégia, Liège
  159. Cyrielle Gobert, neuropédiatre, Grand Hôpital de Charleroi
  160. Céline Ridremont, pédiatre néonatologue, CHIREC Delta
  161. Nicolas Delvaux, pédiatre, CHU Charleroi – Marie Curie
  162. Antoine Bachy, pédiatre néonatologue, Grand Hôpital de Charleroi
  163. Sybille de Montpellier, pédiatre en pratique privée
  164. Bernadette Dejong, pédiatre en pratique privée
  165. Aurélie Lievens, pédiatre, CHR Namur
  166. Christine Bonnier, neuropédiatre, Centre neurologique William Lennox
  167. Christine de Montpellier, pédiatre en pratique privée
  168. Harold du Roy de Blicquy, pédiatre en pratique privée
  169. Virginie Schellekens, pédiatre, Cliniques de l’Europe – Saint-Michel
  170. Chryssoula Panagiotaraki, pédiatre, CHIREC Delta & en pratique privée
  171. Marie Jossart, pédiatre en pratique privée
  172. Julie Peeters, pédiatre, CH Jolimont
  173. Chloé Brunelle, pédiatre, CHWAPI Tournai
  174. Gaëlle Van De Poel, pédiatre, Clinique Notre Dame de Grâce Gosselies
  175. Sophie Merckx, pédiatre, Clinique Notre Dame de Grâce Gosselies
  176. Louis Alexandre Zeligzon, pédiatre, CHU Brugmann et en pratique privée
  177. Yaël Weinblaum, pédiatre, CHIREC Delta
  178. Christelle Berce, pédiatre, CHU Charleroi – Marie Curie
  179. Nathalie Blavier, pédiatre, Clinique Notre Dame de Grâce Gosselies
  180. Géraldine Gilbert, neuropédiatre, Grand Hôpital de Charleroi
  181. Justine Pêtre, pédiatre, CHC Montlégia Liège
  182. Olivier Robaux, pédiatre, Grand Hôpital de Charleroi
  183. Emmanuel de Becker, psychiatre infanto-juvénile, Cliniques Universitaires Saint-Luc
  184. Imezzia Giovinazzo, pédiatre en pratique privée
  185. Thérèse Delattre, pédiatre retraitée, Clinique Notre Dame de Grâce Gosselies
  186. Laurence Pratte, pédiatre, Clinique Saint-Pierre Ottignies
  187. Sophie Gerard, neuropédiatre, CHU UCL Namur / Ste-Elisabeth
  188. Nathalie Mercier, pédiatre, Cliniques Universitaires Saint-Luc
  189. Laura Dikuta Mayaula, pédiatre, Grand Hôpital de Charleroi
  190. David Weynants, pédiatre, CHU UCL Namur / Ste-Elisabeth
  191. Thierry Hecquet, pédiatre en pratique privée
  192. Emmanuelle Gueulette, pédiatre, CHU UCL Namur / Ste-Elisabeth
  193. Zoé Van Lier, pédiatre, Clinique Notre Dame de Grâce Gosselies
  194. Sophie Symann, psychiatre infanto-juvénile, Cliniques Universitaires Saint-Luc
  195. Delphine Jacobs, psychiatre infanto-juvénile, Cliniques Universitaires Saint-Luc
  196. Julien Mergen, pédiatre, Clinique Saint-Pierre Ottignies
  197. Yolande de Hemptinne, neuropédiatre en pratique privée
  198. Katarzyna Zakrzewska Jagiello, pédiatre en pratique privée
  199. Baudouin Petit, pédiatre en pratique privée
  200. Marion Depermentier, pédiatre, Cliniques Universitaires Saint-Luc
  201. Violaine Somville, pédiatre, CHU UCL Namur / Ste-Elisabeth
  202. Angélique Lhomme, pédiatre en pratique privée
  203. Nadia Zarrouk, cardiopédiatre, CHWAPI Tournai
  204. Solange Béatrice Kouo Epa, pédiatre en pratique privée
  205. Bénédicte Mondovits, pédiatre, Clinique St-Jean Bruxelles
  206. Tharcisse Nsengiyumva, pédiatre, CHIREC Delta et pratique privée
  207. Pauline Filaine, pédiatre
  208. Grégory Delannoy, pédiatre, Clinique St-Jean Bruxelles
  209. Marie Deprez, pédiatre, CHU UCL Namur / Ste-Elisabeth
  210. Jean Goffaux, pédiatre en pratique privée
  211. Catherine Denoncin, pédiatre, VIVALIA Arlon
  212. Nathalie Albrecht, pédiatre, Centre Hospitalier Reine Astrid Malmédy
  213. Emilie Nicolaï, neuropédiatre, Clinique St-Jean Bruxelles
  214. Elisabeth Henrion, pédiatre néonatologue, Chef de Service de Néonatologie, CHR de Namur
  215. Anne-Sophie Truant, pédiatre néonatologue, CHR de Namur
  216. Ludovic Legros, pédiatre, CHR de Namur
  217. Valérie Gillet, neuropédiatre, CHC Montlegia Liège
  218. Pascaline Boes, pédiatre en pratique privée
  219. Coralie Steisel, pédiatre en pratique privée
  220. Nathalie Dujardin, pédiatre en pratique privée
  221. Agnese Vicari, pédiatre, CHU Charleroi – Marie Curie
  222. Chantal Lecart, pédiatre néonatologue, Grand Hôpital de Charleroi
  223. Douchka Peyra, pédiatre en pratique privée
  224. Valérie Leclercq, pédiatre en pratique privée
  225. Catheline Hocq, pédiatre néonatologue, pédiatre, Cliniques Universitaires Saint-Luc
  226. Christine Halut, pédiatre, CHR de Namur
  227. Jean Vanclaire, pédiatre, Clinique St-Jean Bruxelles
  228. Cécile Dunga, pédiatre, Cliniques de l’Europe – Ste-Elisabeth
  229. Brigitte Henrot, pédiatre en pratique privée
  230. François Leclercq, pédiatre cardiopédiatre, CHU UCL Namur / Ste-Elisabeth
  231. Virginie de Halleux, pédiatre néonatologue, CHR La Citadelle
  232. Elena Bradatan, pédiatre, CHR de Namur
  233. Michel Maka, pédiatre, Centre Hospitalier du Grand Hornu – EpiCURA
  234. Leentje Peetermans, pédiatre néonatologue, Cliniques Universitaires Saint-Luc
  235. Mathieu Thimmesch, pédiatre pneumologue, CHC Montlégia Liège
  236. Amaury de Meurichy, pédiatre, Clinique Notre Dame de Grâce Gosselies
  237. Nathalie Hemelsoet, pédiatrie, Chef de Service, Grand Hôpital de Charleroi
  238. Alexandre Targnion, pédiatrie, Grand Hôpital de Charleroi
  239. Hélène Hariga, pédiatre, Grand Hôpital de Charleroi
  240. Viviane Goldberg, pédiatre, Grand Hôpital de Charleroi
  241. Mahaut de Crombrugghe, pédiatre, Clinique St-Jean Bruxelles
  242. Donatienne Lagae, pédiatre néonatologue, Grand Hôpital de Charleroi
  243. Thierry Mouraux, pédiatre, CHU UCL Namur / Ste-Elisabeth
  244. Philippe Lannoo, pédiatre en pratique privée
  245. Simon Vandergugten, pédiatre, Grand Hôpital de Charleroi
  246. Jean Evrard, pédiatrie, CHR de Namur
  247. Anaïs Wojcik, pédiatre en pratique privée
  248. Carole Olive, pédiatre, CHIREC Delta
  249. Claire Vandenbergh, pédiatre, CHR de Namur
  250. Vincent Cassart, pédiatre néonatologue, Grand Hôpital de Charleroi
  251. Didier Lebrun, pédiatre en pratique privée
  252. Jerry Cousin, pédiatre, Grand Hôpital de Charleroi
  253. Maryline Mattot, pédiatre en pratique privée
  254. Priscilla Jijon Morantes, pédiatre, CHR de Mouscron
  255. Caroline De Vreese, Médecin scolaire au centre PSE d’Ixelles
  256. Marie-Thérèse Dequevy, pédiatre en pratique privée
  257. Marie-Paule Guillaume, pédiatre, CH Jolimont
  258. Marie Van Schaftingen, pédiatre retraitée
  259. Lutty Kaïmba Mumba, pédiatre, VIVALIA, Hôpital d’Arlon
  260. Anne-Catherine Gillot, pédiatre, Clinique St-Jean et pratique privée
  261. Nathalie Sannikoff, pédiatre en pratique privée
  262. Marguerite Landsberg, pédiatre responsable des crèches communales d’Uccle
  263. Sara Peeters, pédiatrie en pratique privée
  264. Isabelle Loeckx, cardiopédiatre, CHC Montlégia Liège
  265. Marie-Françoise Dresse, pédiatre, CHU Liège
  266. Emmanuelle Carlier, pédiatre en pratique privée
  267. Eva Latus, pédiatre, Hôpital St- Nicolas, Eupen
  268. Natacha Cortisse, pédiatre, Hôpital St- Nicolas, Eupen
  269. Susanna Kreitz, pédiatre, Hôpital St- Nicolas, Eupen
  270. Joanna Merckx, pédiatre infectiologue et épidémiologiste, Université McGill, Montréal
  271. Sabine Jespers, pédiatre, CHU UCL Namur / Ste-Elisabeth
  272. Nathalie Dejonge, pédiatre, CHU UCL Namur / Ste-Elisabeth
  273. Laurence Dubois, pédiatre en pratique privée
  274. Baudouin De Bont, pédiatre, CH Jolimont
  275. Clément Israël, pédiatre en pratique privée
  276. Didier Moulin, professeur émérite de pédiatrie, UCLouvain
  277. Marc Maes, professeur émérite de pédiatrie, UCLouvain
  278. Gaston Verellen, professeur émérite de pédiatrie, UCLouvain
  279. Christine Verellen, professeure émérite, généticienne, UCLouvain
  280. Olivier Gilliaux, rhumatologie pédiatrique, CHU Charleroi – Marie Curie
  281. Véronique Maes, pédiatre générale, Clinique Notre-Dame de Grâce, Gosselies
  282. Marie-Sophie Kupper, pneumopédiatre, Clinique Notre-Dame de Grâce, Gosselies
  283. Frédéric Motte, pédiatre, Cliniques de l’Europe – Ste-Elisabeth
  284. Cécile de Montpellier, pédiatre en pratique privée
  285. Lucie Rouffiange, pédiatrie, CHC Montlégia Liège
  286. Frédéric Piérard, pédiatre pneumologue, CHC Montlégia Liège
  287. Christine Coremans, cardiopédiatre, CHC Montlegia Liège
  288. Vincent Bernier, pédiatre, CHC Montlégia Liège
  289. Caroline Champagne, pédiatre, CHC Montlégia Liège
  290. Françoise Mascart, cardiopédiatre, CHC Montlégia Liège
  291. André Mulder, pédiatre, CHC Montlégia Liège
  292. Pierre Demaret, pédiatre, CHC Montlégia Liège
  293. Stéphanie Colinet, pédiatre, CHC Montlégia Liège
  294. René Stevens, neuropédiatre, CHC Montlégia Liège
  295. Charline Morgenthal, pédiatre, CHC Montlégia Liège
  296. Anne Vervoort, pédiatre néonatologue, CHC Montlégia Liège
  297. Caroline Genin, pédiatre infectiologue, CHC Montlégia Liège
  298. Tifenn Carichon, pédiatre, CHC Montlégia Liège
  299. Marie Messens, pédiatre, CHC Montlégia Liège
  300. Nicole Seret, pédiatre, CHC Montlégia Liège
  301. Claudie Rensonnet, pédiatre, CHC Montlégia Liège
  302. Hélène André, pédiatre, CHC Montlégia Liège
  303. Marine Creuven, pédiatre, CHC Montlégia Liège
  304. Iolaine Nuyts, pédiatre, CHC Montlégiat Liège
  305. Caroline Dadoumont, pédiatre, CHC Montlégia Liège
  306. Maïté Dagnélie, pédiatre, Cliniques de l’Europe – Saint-Michel
  307. Larissa Tomme, pédiatre néonatologue, CHC Montlégia Liège.
  308. Sophie Smeets, pédiatre néonatologue, CHC Montlégia Liège
  309. Arnaud Marguglio, pédiatre néonatologue, CHC Montlégia Liège
  310. Nathalie Kreins, pédiatre néonatologue, CHC Montlégia Liège
  311. Marie Hoyoux, pédiatrie, CHR La Citadelle
  312. Catherine Pieltain, pédiatre néonatologue,CHU Liège
  313. Adeline Van Rymenam, pédiatre, CHU Liège
  314. Véronique Thiry, pédiatre, CHC Montlégia, Liège
  315. Jean-Paul Sacré, pédiatre, CHU Liège Notre Dame des Bruyères
  316. Amaury Brever, pédiatre, CHU Liège
  317. Marie-Pierre Soumoy, pédiatre, Cliniques de l’Europe – St-Michel
  318. Laurent Servais, pédiatre, CHU Liège
  319. Françoise Dominé, pédiatre, CHU Liège
  320. Françoise Hoyoux, pédiatrie, CHR Namur
  321. Delphine Smal, pédiatre, CHR Namur
  322. Mélanie Léonard, pédiatre, CHU Liège
  323. Annabelle Lefevre, pédiatre, CHU Liège
  324. Marie Hoyoux, pédiatre, CHU Liège
  325. Sandra Pannizzotto, pédiatre, CHU Liège
  326. Véronique Schmitz, pédiatre, CHU Liège
  327. Marie Pierre Mohring, pédiatre, CHU Liège
  328. Laura Kasongo, pédiatre, CHU Liège
  329. Anastasia Anthopoulou, pédiatre, CHU Liège
  330. Françoise Ravet, pédiatre, CHU Liège
  331. Marylène Nguyen, Pédiatre, CHR de la Citadelle de Liège
  332. Marion Delbos, pédiatre, CHU Liège
  333. Véronique Heinrichs,  pédiatre, CHU Liège
  334. Marie-Christine Lebrethon, pédiatre, CHU de Liège
  335. Mariane Saliba, pédiatre, CHU Liège
  336. Valérie Domken, pédiatre, CHU Liège
  337. Aurore Daron, neuropédiatre, CHU Liège
  338. Julie Longton, pédiatre, CHU Liège
  339. Jean-Yves Hayez, professeur émérite de pédopsychiatrie, UCLouvain
  340. Marie-Agnès Hayez, pédiatre en pratique privée
  341. Sandra Eiras Da Silva, cardiopédiatre, CHC Montlégia Liège
  342. Caroline Lefebvre, pédiatre néonatologie, CHU Liège
  343. Emilie Poitoux, pédiatre hôpital de Nivelles groupe Jolimont
  344. Élodie Strebelle , CHU Tivoli, neonatologie.
  345. Thierry Van Pachterbeke Pédiatre, chef de service pédiatrie Hôpital Nivelles Groupe Jolimont
  346. Geneviève Thonon, pédiatre, hôpital de Nivelles groupe Jolimont
  347. Kathia Zylberberg, pédiatre, hôpital de Nivelles, groupe Jolimont
  348. Christine Mievis pédiatre pratique privée Laeken
  349. Loredana Guzganu, pédiatre hôpital de Lobbes groupe Jolimont
  350. Raphaela Pennetreau, pédiatre en cabinet privé au Grand-Duché de Luxembourg
  351. Valérie Godart, neonatologue à Érasme
  352. Marie Hayez , pédiatre privé
  353. Anne-Sophie Crochelet, service universitaire de Pédiatrie, CHR Citadelle, Liège
  354. Céline Roman, pédiatre à Erasme
  355. Dana Colceag-Földes Dana pédiatre Centre Hospitalier EpiCURA.
  356. Alessandra Redondi, pédiatre privé
  357. Sandra Eiras da Silva, cardiopédiatre, CHC Montlégia Liège
  358. Sophie Stormacq, pédiatre CHU Tivoli
  359. Audrey Van Hecke, neuropédiatre CHU Saint-Pierre et HUDERF
  360. Nathalie Schrayen, pédiatre cabinet privé Braine-le-Comte et CHR Haute Senne Soignies
  361. Marie Uyttendaele, CHIREC HBW
  362. Isabelle Courtoy, pédiatre privé tubize – nivelles
  363. Aurore Stievenart, pédiatre CHU Ambroise Paré
  364. Mehdi Ablali, pédiatre hôpital de Nivelles groupe Jolimont
  365. Anne Rassart, néonatalogie CHU Charleroi – Marie Curie
  366. Zoé Depuis, Pédiatre, CHU de Liège
  367. Stefaan Van Lierde, infectiologue pédiatre et chef de service de pédiatrie de l’hôpital de Tirlemont
  368. Catherine Lerusse, pédiatre, CHU Liège
  369. Caroline Jacquemart, pédiatre, CHU Liège
  370. Anne-Marie Tomat pédiatre, CHU Liège
  371. Sylvie Jamart, pédopsychiatre, Centre de Réadaptation ambulatoire CEL. Tournai
  372. Sandrine Vaessen, pédiatre, CHU CHR Liège
  373. Jacques Lombet, pédiatre, CHU Liège
  374. Julie Harvengt, pédiatre, CHU – Sart Tilman, Liège
  375. Marie Melchior, pédiatre, CHU UCL Namur / Ste-Elisabeth
  376. Céline Kempeneers, pneumologue pédiatre, CHU de Liège
  377. Nathalie Mazoin, pédiatre, CHU Liège
  378. Iyawa Astadicko, pédiatre, CHU Liège
  379. Serpil Alkan, neurologie pédiatrique, CHU de Liège.
  380. Laure Collard, néphrologue pédiatre, CHU Liège
  381. Claire Vandenberghe, Gastropediatre, CHR de Namur
  382. Nathalie Mélice, pédiatre, Liège
  383. Marie-Sophie Ghuysen, néphrologie pédiatrique, CHC- CHU Liège
  384. Laurence Sprimont, pédiatre, CHC Montlégia Liège
  385. Christian Mossay,pédiatre pneumologue, CHC Montlégia Liège
  386. Patrick Schlesser, pédiatre, CHC Montlégia, Liège
  387. Nathalie Demonceau, neuropédiatre, CHC MontLegia, Liège
  388. Alexandra Dreesman, pédiatre pneumologue, CHU St-Pierre, Bruxelles
  389. Christel Baguette, cardiopédiatre, CHC Montlégia, Liège
  390. An-Sofie Lemmens, Pediater, ZOL Genk
  391. Sara Lecoutere, kinderarts, AZ Vesalius Tongeren
  392. Birgit Roosens, kinderpsychiater verbonden aan CGG-VBO Afdeling kinderen en jongeren Leuven
  393. Els Devleeschouwer, AZ Sint Blasius Dendermonde
  394. Sara Willems, Kinder-en jeugdpsychiater KAS Brugge (AZ St-Lucas)
  395. Marc Raes, Voorzitter Belgische Vereniging Kindergeneeskunde
  396. Els Vanlommel, kinderarts, AZ Herentals
  397. Annelies Verhoeven, pediater St-Trudo ziekenhuis
  398. Joke Debroey, kinder- en jeugdpsychiater, Sint-Katelijne-Waver
  399. Catherine De Groof, kinder- en jeugdpsychiater, Multiversum campus Sint-amedeus
  400. Alexandra Boie, Kinder- en Jeugdpsychiater OC ‘Nieuwe Vaart’
  401. Marieke Vercruyssen, Kinder- en Jeugdpsychiater, Groepspraktijk Parkoers, Herk-de-Stad
  402. Emmanuel Thill, pédopsychiatre, CHWAPI Tournai
  403. Valérie Provost, pédiatre, CHWAPI Tournai
  404. Lore Leempoels, kinder- en jeugdpsychiater, Kessel-Lo
  405. Katia Van Vaerenbergh, Pediater, Spoedgevallendienst pediatrie, UMC Sint-Pieter Brussel
  406. Dr Bart Rutteman, Kinderarts AZ Sint Blasius Dendermonde en UZ Brussel
  407. Andries Verpraet, kinder- en jeugdpsychiater
  408. Yentl Driesen, kinderarts ZNA Jan Palfijn en Stuivenberg, consulent kinderpneumologie UZA
  409. Liselot Vanderlinden, Kinderarts AZ Zeno Knokke
  410. Ann Spaepen, kinderpsychiater, Kortrijk-dutsel
  411. Michel Cassiers, pédiatre, CH Jolimont
  412. Nathalie Marien, pediater prive-praktijk. Hertsberge (Oostkamp)
  413. Elisabeth De Greef, Gastro- pediater, UZ Brussel
  414. Kate Sauer, Kinderarts, Az Sint Jan Brugge
  415. Tessi Beyltjens, toegevoegd arts kinderneurologie UZ Antwerpen
  416. Leen Cuypers, kinder- en jeugdpsychiater privé-praktijk, Rotselaar
  417. Shari Anseeuw, kinderarts en kinderneuroloog, AZ Sint-Jan Brugge
  418. Greet Pauwels, kinderarts-kindernefroloog, AZ Sint Jan Brugge-Oostende.
  419. Linde De Keyzer, Kinderarts – kinderlongziekten, AZ Sint Jan Brugge-Oostende
  420. Joke Inderadjaja, kinderarts, St. Jozefskliniek Izegem
  421. Valerie Van Bogaert, kinderarts AZ Nikolaas
  422. Anne François, pédiatre néonatologue, CHC Montlégia Liège
  423. Ilse Van Horebeek Kinderarts en fellow neonatologie UZLeuven
  424. Tineke Eeraerts Pediater, Gent
  425. Anneleen Notebaert, pediater in AZ Sint- Vincentiusziekenhuis, Deinze
  426. Delphine Vanhamme, kinder- en jeugdpsychiater, Oudenaarde
  427. Leen Wouters, kinderarts-kinderneuroloog ZOL Genk
  428. Isabelle Mussche, Kinder-en jeugdpsychiater
  429. Nele Baeck – diensthoofd Kinderafdeling – AZ JAN PALFIJN GENT
  430. Inge Van Wambeke. kinderarts en diensthoofd pediatrie H Hart Leuven
  431. Kaatje Van Aerschot, kinderarts, kinderpneumoloog, Regionaal ziekenhuis Heilig Hart Leuven
  432. Marja Deplancke , Kinderarts, Sint Maarten Ziekenhuis Mechelen
  433. Annelien Coppens, kinderarts, AZ Nikolaas
  434. Liesbeth Van Damme, pediater AZ Nikolaas
  435. Laura Cauwenberghs, Kinderarts, AZ Monica Deurne
  436. Ine Van Dijck, kinderarts UZLeuven
  437. Ingrid van Ingelghem, Kinderarts Kinderneurologie, AZ Klina Brasschaat UZAntwerpen
  438. Els Ide, kinderarts AZ Delta Roeselare
  439. Caroline Lemoine, Pédopsychiatre, Centre Hospitalier Universitaire et Psychiatrique de Mons-Borinage Pédopsychiatre
  440. Julie Bruyère, Pédopsychiatre, Centre Hospitalier Universitaire et Psychiatrique de Mons-Borinage
  441. Valentine Godeau, Pédopsychiatre, Centre Hospitalier Universitaire et Psychiatrique de Mons-Borinage
  442. Noémy Gérard Pédopsychiatre, Centre Hospitalier Universitaire et Psychiatrique de Mons-Borinage
  443. Florence counson. Chc mont legia
  444. Aurelie collins chr verviers
  445. Olivia Bauraind. Chc. Mont Legia Liège
  446. Anne Rassart, néonatalogie CHU Charleroi – Marie Curie
  447. Mona Gandea, neuropédiatre CHU Marie Curie- Charleroi
  448. Delphine Nassel, pédiatre
  449. Bogdan Dima, Pédiatrie – Cliniques de l’Europe, Bruxelles
  450. Colette Van Helleputte, pédiatre retraitée CHU Tivoli La Louvière
  451. Lindsay Devogeleer, CHU St-Pierre
  452. Jonas Dewulf – Kinderarts-kinderpneumoloog AZ Groeninge Kortrijk
  453. Monique Lequesne, Mucocentrum UZA Antwerpen
  454. Veerle Vanwing, Kinderpsychiater, Herk-de-Stad.
  455. Eva ter Haar, Kinderarts – pneumologie, ZNA Jan Palfijn
  456. Isabelle Broux, pédiatre, CHC Montlégia Liège
  457. Célia FONTAINE, pédiatre, CHC – Sites Mont Légia et Waremme
  458. Maarten Sabbe – ASO Kinderpsychiatrie verbonden aan UZ/KU Leuven
  459. Ann-sofie Alderweireldt, Kinderarts, AZ Jan-Palfijn Gent
  460. Carlo Oud, Kinderarts, Heusden Zolder
  461. Sara Van de Winkel, Kinder- en jeugdpsychiater CAR, Jeugdzorg en privé-praktijk, Gent
  462. Pieter Cuypers, Kinder- en jeugdpsychiater, Hasselt
  463. Rita Vanhecke, kinderarts Jan Palfijn Gent
  464. Ann Verschelde, Kinderarts, AZ Sint Jan Brugge Oostende campus Serruys
  465. Grace Tan, Kinderarts H.Heilig Hart zh Leuven
  466. Sari Daelemans, Aso pediatrie
  467. Kevin Hendrickx, ASO Kinder- en Jeugdpsychiatrie, UPC KULeuven
  468. Severine Van Hulle, kinderarts AZ Jan Palfijn Gent
  469. Joke Joossens, kinder- en jeugdpsychiater, CGG Kempen
  470. Eveline Snoeck, fellow kindergastro- enterologie, UZ Gent
  471. Caroline Buyck, Kinderarts De Copiloot Boutersem
  472. Liesbeth De Pourcq, kinderarts AZ Jan Palfijn Antwerpen
  473. Els Deloof, Pediater, regionaal ziekenhuis Heilig Hart Leuven
  474. Caroline de Bruyn, Kinderarts
  475. Sara Pillen, assistent kinder-en jeugdpsychiater
  476. Lien Verhelst, kinder- en jeugdpsychiater, Deinze
  477. Elien Baert, Kinderarts AZ Sint-Lucas Gent
  478. Ilse Meerschaut, Kinderarts, UZ Gent
  479. Tine Jaspers, Kinder- en jeugdpsychiater – Medisch diensthoofd K-Delta, Medisch Centrum Sint-Jozef, Bilzen
  480. Edith Schoubben, Kinderarts AZ West Veurne
  481. Sophie Vanspeybroeck, Kinderarts Jan Palfijn Gent
  482. Marijke Traen, pediater, AZ Monica, Deurne
  483. Sarah De Schryver, pediater, AZ Sint-Lucas, Gent
  484. Ann Vander Auwera, Kinderarts, GZA campus St. Augustinus Wilrijk
  485. Dirk van West, Kinder- en Jeugdpsychiater, ZNA-UKJA; UA-VUB
  486. Ilse Vlemincx, Diensthoofd pediatrie AZ Monica Deurne/Antwerpen
  487. Ruth Van der Looven, kinderrevalidatie-arts UZGent
  488. Patricia Leroy, Neuro pédiatre, CHU de Liège
  489. Tania Claeys, Kindermaag- en darmziekten en voedingsproblemen, AZ Sint-Jan Brugge – Oostende AV
  490. Celine Perceval, pediater, UZ Brussel
  491. Auriane Thiéry, pédiatre, Hôpitaux Iris Sud et Linkebeek
  492. Elfi Van den Haute, Kinder- en jeugdpsychiater, Groepspraktijk In-Zicht, Gent
  493. Johan Marchand, Pediatre, Universitair Kinderziekenhuis Brussel
  494. Jeroen Steels, huisarts, Gent.
  495. Marjolein Mattheij – pediatrische urgentie-arts UZA Antwerpen
  496. Jurn Haan, Kinderneurologie revalidatie
  497. Sofie Ryckx, Kinderarts – ZNA Koningin Paola Kinderziekenhuis
  498. Hilde Van Hauthem, VVK (bestuur), VBS (bestuur), Hoge Raad, College Pediatrie, KA AZ Sint Maria Halle
  499. Santens Delphine, Kinderarts
  500. Elke Dierckx, kinderarts GZA St Augustinus
  501. Karlijn Van Damme, kinderarts en fellow neonatologie UZA
  502. An Backaert, Privé kinderarts, Zepperen
  503. Yves Gillerot, professeur émérite, génétique, UCLouvain
  504. Emmi Van Damme, Pediater Medisch Diensthoofd, ZNA Jan Palfijn Merksem
  505. Susanne van Steijn, Kinderarts ZNA Koningin Paola KinderZH Antwerpen
  506. Ann Demeester, kinderarts AZ Delta campus Menen
  507. Koen Vanlede, Kinderarts AZ Nikolaas
  508. Chris Verelst,, kinderarts op rust, Hasselt
  509. Brigitte Lambelin, pédiatre
  510. Karl Logghe, Diensthoofd pediatrie AZ Delta Roeselare
  511. Jan De Koster, Kindergeneeskunde/Kinderpneumologie, ZOL, Campus Sint-Jan, Genk
  512. Mohamed Elyahyioui, pédiatre, Chef de service de pédiatrie, Epicura Hornu
  513. Stephanie Verheyden, kinderarts OLVziekenhuis
  514. Elke Van Hoyweghen, kinderarts/kindernefroloog, Zol Genk / UZ Leuven
  515. Myriam Vaerenberg, Kinderarts Edegem en Rivierenland
  516. Philippe Jeannin, Kinderarts, Gent
  517. Laurence Muyshont, Pédiatre, Hôpital Civil Marie Curie Lodelinsart
  518. Kristel Delanghe kinderarts AZ Turnhout
  519. Ivo Corthouts, Diensthoofd Kindergeneeskunde, AZ Sint-Blasius Dendermonde
  520. Oscar Ponsar, pédiatre
  521. Marijke Vandepite, Kinder en jeugd psychiater, Brugge
  522. Thijs Joke, pediater, AZ Nikolaas, Sint Niklaas
  523. Michel Pletincx, Secrétaire francophone de l’Association professionnelle belge de pédiatres
  524. Geneviève Thonon, pédiatre
  525. Kristine Desager, pediater, Aartselaar
  526. Benjamin Davidovics, pédiatre CHIREC et pratique privée
  527. Herman Willekens, Kinderarts-kinderneuroloog
  528. Annick Le Brun, chef de clinique adjoint, Unité néonatale intensive, HUDERF
  529. Michaela Maes, Kinderarts kinderneuroloog, AZ Nikolaas COS Gent
  530. José Voz, pédiatre
  531. Ariane Annicq, pédiatre
  532. Dimitri P. Dourdine Mak, Pédiatre
  533. Jacques Baudouin Leclercq, G.B.S. PÉDIATRE
  534. Mark Claeys, Staflid kinderarts Gza Antwerpen
  535. Lieve Verstraete, H. Hartziekenhuis Lier
  536. Stefaan Peeters, pediater, ASZ – Aalst
  537. Corinne Saintes, pédiatre, Clinique St Jean  Bruxelles
  538. Jutte van der Werff ten Bosch, Kinderoncologie, UZ Brussel
  539. Johan Franckx, Kinderarts, Mollem – Asse
  540. Winnie Van Roey, kinder-en jeugdpsychiater, Brussel
  541. Tine Ysenbaert, Kinderarts AZ Sint Lucas Brugge
  542. Mahmoud Zaqout, Kinderarts en kindercardioloog, ZNA Antwerpen
  543. Luc Vandenbossche, Kinderarts, Mariaziekenhuis Noord Limburg, Pelt
  544. Frank Derriks, kinderarts/neonatoloog, Hôpital Erasme
  545. Lien Ceulemans, Kinderarts-neonatoloog, ZNA Middelheim Antwerpen
  546. Vanessa Guy-Viterbo, pédiatre
  547. Brigitte Verbruggen, Chef du Service de Pédiatrie, Cliniques de l’Europe / Ste-Elisabeth, Uccle
  548. Chantal De Troch, Kinder- en Jeugdpsychiater
  549. Greet Stevens, kinderarts-lactatiekundige, ZNA Koningin Paola Kinderziekenhuis, Antwerpen
  550. Dielman Charlotte, kinderneuroloog, Paolaziekenhuis-ZNA
  551. Lore Winters, kinderarts, Sint-Trudo Ziekenhuis
  552. Johan Hellinckx, kinderarts-diensthoofd, Algemeen ziekenhuis KLINA, Brasschaat
  553. Colette Vanhelleputte, pédiatre, CHU Tivoli, La Louvière
  554. Jean Simar, pédiatre en pratique privée, Genval
  555. Leen De Wispelaere, neonatoloog UZA Antwerpen
  556. Fredéric De Meulder, Kinderarts, Diensthoofd Kindergeneeskunde, Kindercardiologie, GZA Ziekenhuizen Wilrijk
  557. Annemieke Van Damme, Pediater, ZNA-Paola Kinderziekenhuis
  558. Lut Van den Berghe , kinderarts, Sint-Vincentiusziekenhuis Deinze
  559. Thierry Devreker, Dienst kindergastro-enterologie, Kidz Health Castle, Universitair Ziekenhuis Brussel
  560. Els Vanderschaeghe, kinderarts
  561. Tania Mahler, Kindergastroenterologie en nutritie, Hulpbronnen kliniek voor pijnbehandeling, Antwerpen
  562. Denil Dominique, pediater, Koningin Paola Kinderziekenhuis Antwerpen
  563. Helene Verhelst, Kinderarts, kinderneuroloog, UZ-Gent
  564. Els Verlinden, kinderarts, GZA Ziekenhuizen, Wilrijk
  565. Eric Vandenbussche, Kinderarts, Heist-op-den-Berg
  566. Daniel Klink ZNA Paola Kinderziekenhuis Antwerpen
  567. Jean-Luc Belche, Médecin Généraliste, Département de Médecine Générale ULiège
  568. Benjamin Fauquert, Médecin Généraliste, Département de Médecine Générale ULB
  569. Michel De Volder , President de la Fédération des Associations de Médecins généralistes de Bruxelles
  570. Patricia Eeckeleers, Médecin généraliste
  571. Michel Dechamps, neuropédiatre, président du collège des conseillers pédiatres de l’ONE
  572. Thierry Lebrun, Médecin- chef, Hôpital psychiatrique pour enfants et adolescents la Petite Maison 
  573. Marie François, pédiatre GBPF, Clairs Vallons Ottignies 
  574. Barbara Gevers, chef de clinique à l’HUDERF 
  575. Shaida Kassam, Pédiatre libéral et à l’hôpital Saint-pierre  à Bruxelles 
  576. Kristien Garmyn, kinderarts, Lier 
  577. Ellen Peeters, kinderarts – kindergastroenterologie en voeding, ZNA Koningin Paola Kinderziekenhuis, Antwerpen 
  578. Luminita Beldean, kinderarts AZ Lokeren en Docent -Lucian Blaga Universiteit van Sibiu 
  579. Sabine Vandeputte, Prive- pediatrie 
  580. Julie Leuris , Chef de service de pédiatrie – Ste Anne St Rémi 
  581. Anne-Marie Rentmeesters, pédiatre 
  582. Louis Oosterlynck, Kinderarts 
  583. Roland Lemaire, Pédiatre, CHC montlegia et libérale à liège. 
  584. Kirsten Mintjens, Kinderpsychiater, Privépraktijk Ruimte de_Link Deurne 
  585. Caroline Oosterlynck, Kinderarts, AZ Groeninge Kortrijk 
  586. Ann De Wandeleer, pédiatre, Cliniques de l’Europe – St-Michel 
  587. Nele Bockaert, Kinderneuroloog 
  588. Els Verlinden, Kinderarts, St-Augustinusziekenhuis, Wilrijk 
  589. Joery Verbruggen, pediater, Paola kinderziekenhuis Antwerpen 
  590. Els Sercu,  kinderarts 
  591. Maryse Levieux, pédiatre 
  592. Dominique Moës, pédiatre 
  593. Ilse Ryckaert, algemeen kinderarts in AZNikolaas 
  594. Sarah Hayen, kinder- en jeugdpsychiater CGG Vagga 
  595. Rainer Kuhlins, kinderarts, Heusden-Zolder 
  596. Katleen Poschet, Kinderarts 
  597. Ann van de Casteele, kinderarts, Kontich 
  598. Veerle Mondelaers, Arts-specialist Pediatrie, Pediatrische Hemato-oncologie en Stamceltransplantatie, UZ Gent 
  599. Sophie Baré, Kinderarts- neonatoloog ZNA Middelheim 
  600. Koen Kairet – Kinderarts AZ Turnhout 
  601. Marijke Ysebaert, Kinderarts in opleiding (ASO kindergeneeskunde) 
  602. Claude Brumagne , pédiatre privée 
  603. Catherine Ruyssen, pédiatre, Wavre 
  604. Annelies Lemay, Kinderarts AZ Turnhout 
  605. Stéphanie Coquelet, pédiatre-néonatologue, CHL Luxembourg

InTijdenVanCorona#6: Kinderen met een Autisme Spectrum Stoornis

In deze periode van lockdown als gevolg van Covid-19 zijn hier enkele tips en nuttige informatie voor gezinnen die getroffen zijn door autisme.

1. « Structureer ruimte en tijd ».

Door de lockdown zagen de meeste kinderen hun dagelijkse referentiepunten door elkaar geschud worden. Door het verlies van referentiepunten en routines kan een kind met ASS destabiliseren. Het kan leiden tot angst, verhoogd stereotiep gedrag en zelfs de ontwikkeling van probleemgedrag. Het is daarom belangrijk om een minimum aan referentiepunten te behouden en na te denken over een dagschema. Visuele schema’s helpen de tijd te structureren: aarzel niet om ze op een belangrijke plaats in het huis te hangen waar uw kind naar kan verwijzen. Het kan ook nuttig zijn om de leefruimte te structureren, vooral met een duidelijk herkenbare plek om te ontspannen, en een andere die gewijd is aan meer gestructureerde activiteiten (bijv. omkaderde spelletjes), of zelfs leren. Wissel individuele bezigheden af met bezigheden die een gedeelde aandacht van uw kind vragen.

2. « Houd contact met de verzorgers van je kind. »

Probeer zoveel mogelijk contact te houden met externe verzorgers: opvoeders, leerkrachten, therapeuten … (bij voorkeur via video). Het behoud van deze link zal helpen om uw kind gerust te stellen en, in sommige gevallen, om het leren en de fysiotherapie die werden aangeboden vóór de coronavirus pandemie voort te zetten.

3. « Ga door met de medische behandeling. »

Als uw kind een medische behandeling ondergaat, is het essentieel om deze voort te zetten in overleg met uw huisarts of de specialist die u meestal ziet. Het abrupt stoppen van de medicatie kan leiden tot aanzienlijke bijwerkingen en/of een toename van het aanvankelijke probleem, vooral in het geval van behandelingen die worden voorgeschreven voor aan autisme gerelateerde aandoeningen (bijv. slaapstoornissen, agitatie). Zorg ervoor dat u voorschriften in reserve hebt en anticipeer op de verlenging ervan. Bel ons als het nodig is.

4. « Aarzel niet om een attest van uitzondering voor verplaatsingen te vragen. »

De federale overheid heeft uitzonderingen gemaakt voor verplaatsingen, fysieke activiteiten en wandelingen voor mensen met speciale behoeften of een handicap. Als uw kind vaker de openlucht moet opzoeken, langs bekende plaatsen moet lopen of een korte rit moet maken, is dit toegestaan. Aarzel niet om ons een medische verklaring te vragen om dergelijke uitstapjes te rechtvaardigen; u zult deze nodig hebben. Meer informatie op info-coronavirus website.

5. « Wees je bewust van de verborgen gevaren in je huis. »

Thuisblijven betekent een verhoogd risico op huiselijke gevaren, vooral als uw kind geen gevoel van gevaar heeft. Het kan zijn dat hij of zij het verschil niet kan zien tussen wat eetbaar is en wat niet, of dat hij of zij zintuiglijke eigenaardigheden heeft zoals het niet voelen van pijn of warmte. Wees extra voorzichtig. Maak het huis veilig door gevaarlijke voorwerpen en producten buiten bereik te plaatsen, controleer de stabiliteit van het meubilair, beveilig deuren en ramen… Een verhoogde waakzaamheid is essentieel om ongelukken in huis te voorkomen.

Het hele team van het Referentiecentrum Autismespectrumstoornissen staat tot uw beschikking om uw vragen te beantwoorden, om de sociale opvolging van uw dossier te verzekeren of om u te adviseren over de uitvoering van de bovenstaande aanbevelingen. Indien nodig kunnen raadplegingen per telefoon of videoconferentie worden georganiseerd.

Tot slot is onze telefonische permanentie Allo! Pédopsy van maandag tot en met vrijdag van 9.00 tot 16.30 uur te bereiken op het nummer 02/477.31.80 om u te adviseren en u te helpen de moeilijkste momenten het hoofd te bieden.

Bedankt aan Dr. Sophie Carlier voor deze waardevolle tips.

Vragen over de gezondheid van uw kind? Praat erover met een dokter!

www.huderf30.be

Bronnen:

  • https://deux-minutes-pour.org/
  • https://autismeenfance.blogspot.com/2015/05/activites-pour-enfants-autistes.html
  • https://handicap.gouv.fr/IMG/pdf/covid-19_autisme_vf.pdf
  • https://www.pedopsydebre.org/post/autismeetcovid19
  • https://www.participate-autisme.be/fr
  • https://comprendrelautisme.com/
  • https://www.craif.org/quest-ce-que-lautisme-44

InTijdenVanCorona#5: Kinderen met gedragsproblemen (opstand, woedeaanvallen)

Tegenstand is voor een kind een manier om te leren en het maakt deel uit van zijn ontwikkeling. Het is voor hem een manier om de grenzen te testen of aandacht van de ouders te zoeken. Tijdens deze lockdown periode, kan dit gedrag sterk worden uitvergroot, vooral bij kinderen met een aandachtsstoornis met hyperactiviteit (ADHD) of een opstandige gedragsstoornis. De sleutel om dit gedrag te voorkomen of met dit gedrag om te gaan, zit vaak in de communicatie die altijd moet afgestemd zijn op de leeftijd van uw kind.

Er zijn meerdere strategieën:

om opstandige gedragsstoornissen te voorkomen

  • Duidelijkheid: Wees duidelijk en precies in de instructies die u geeft. Het is belangrijk dat u communiceert door eenvoudige regels te geven die uw kind kan begrijpen. Geef de voorkeur aan één instructie per keer en formuleer ze op een positieve en respectvolle manier. Vraag hem bijvoorbeeld eerder: “Praat stilletjes alsjeblieft” in plaats van “Stop met roepen”.
  • Begrip: Zorg ervoor dat uw kind goed naar de instructie heeft geluisterd en deze goed heeft begrepen. Vraag hem bijvoorbeeld om in uw ogen te kijken of vraag hem om de instructie te herhalen om zeker te zijn dat hij het heeft begrepen. U kan ook enkele seconden naast hem blijven om u zich ervan te verzekeren dat hij goed aan de taak begint. Aarzel niet om hem in het begin te helpen indien nodig.
  • Prioriteit: Geef voorrang aan opdrachten die het toelaten om een goede dynamiek in de familie te behouden. Bewaar uw energie voor de belangrijkste opdrachten. Stel regels op die te verwezenlijken zijn en houd rekening met de leeftijd van het kind. Deel de ingewikkelde taken op in verschillende deeltaken zodat hij niet geconfronteerd wordt met iets onverwezenlijkbaars.
  • Anticiperen: Structureer de omgeving van uw kind, mondeling of met een planning, door hem bijvoorbeeld te zeggen of te schrijven “avondmaal binnen 5 minuten” of “eten om 12 30u als het op een planning staat”.
  • Motivatie. Wanneer de instructies moeilijk blijken, deel ze op in meerdere kleinere instructies en voorzie kleine beloningen die het kind in de loop van de dag kan krijgen om zijn motivatie te verhogen (bv. 10 minuutjes zijn favoriete spel spelen met mama of papa vanavond of een deel van het avondmaal kunnen kiezen). Houd in gedachten dat een verkregen beloning definitief is en niet mag worden ingehouden, anders zal het kind deze bron van motivatie verliezen en zou hij minder vertrouwen in dit systeem kunnen krijgen.
  • Positieve bekrachtiging: Feliciteer en moedig uw kind aan nadat hij de instructies heeft uitgevoerd. Als uw kind de regels respecteert, is het een uitstekende oplossing om goed gedrag aan te houden. Geleidelijkaan zal dit gedrag routine worden.
  • Consistentie: Wees vanaf het begin duidelijk over wat is toegestaan en wat niet. Een kind zal niet begrijpen waarom u hem de ene dag iets laat doen en waarom u de volgende dag tegen hem roept voor dezelfde activiteit. Het is ook belangrijk om dezelfde opvoedingsregels met de andere ouder te delen en te vermijden dat u niet akkoord gaat met uw partner wanneer u de opvoedingsregels van het huis opstelt. Bespreek zoveel mogelijk alle situaties die zich kunnen voordoen (bv. bedtijd, toegelaten activiteiten, beloningen voor goed gedrag, …).
  • Respect : Vermijd kwetsende, vernederende, beschuldigende en onherroepelijke opmerkingen. Dit is een heel belangrijk punt. Wanneer u een opmerking maakt tegen uw kind, bekritiseert u zijn gedrag en niet hem. Zeg hem bijvoorbeeld: “Ik vind het niet fijn wanneer je mij onderbreekt”. Alle woorden die uw kind kunnen vernederen of minachten (“je bent een nul” of “je bent echt een idioot”) zijn te vermijden. Vermijd eveneens uw kind te beschuldigen met zinnen zoals “het is jouw schuld dat het slecht gaat”. Dat versterkt het negatieve zelfbeeld van het kind in deze situaties van opstand en dat kan zelfs leiden tot het versterken van de opstand (“Waarom zou ik moeten luisteren als iedereen mij toch een nul vindt?”).
  • Volharding: Wees mild tegenover uzelf als deze methodes niet onmiddellijk werken. Aanvaard om hen door de tijd aan te houden: het is mogelijk dat deze strategieën de eerste paar keren niet werken. Het is door dit gedrag door de tijd te blijven aanhouden dat deze methodes efficiënter zullen worden.

Tijdens opstandig gedrag

Soms doet opstandig gedrag zich toch voor en is het moeilijk hiermee om te gaan. Wanneer er opstandig gedrag is:

  1. Oogcontact. Begin met oogcontact te maken met uw kind. Als hij u niet gehoorzaamt, benader hem zonder hem te bedreigen met uw fysieke aanwezigheid. Breng u op zijn hoogte en behoud oogcontact. U kan ook fysiek contact maken, door zijn hand te nemen indien nodig. Eens u zijn volledige aandacht hebt, leg hem uit wat hij niet mag doen en stel hem een alternatief voor.
  2. Evenredigheid. Reageer in functie van de ongehoorzaamheid, geleidelijkaan. Begin met een kort en begrensd gevolg, bijvoorbeeld het afnemen van een tablet of speeltje voor enkele minuten, terwijl u hem opnieuw duidelijk uitlegt waarom u dit doet. Geef hem terug wat u heeft afgenomen na de tijdsduur die u hebt afgesproken. Als het gedrag dat u heeft verboden zich herhaalt, neem hetzelfde object weg voor een langere tijd. In het geval van een woedeaanval, stel een kalme periode van 5 à 10 minuten voor zodat hij kalmeert.
  3. Uw reactie controleren en u zich daaraan houden: We hebben vaak de neiging om strenge limieten aan onze kinderen op te leggen “Je mag een hele week geen videospelletjes spelen” “Je mag je vrienden een hele week niet bellen”. Vermijd straffen waaraan u zich niet kan houden. Als u beslist om een straf op te leggen, moet deze meetbaar en verwezenlijkbaar zijn. Zo niet, zal uw kind begrijpen dat u zich niet aan uw straffen houdt en dat verstrekt het idee van onstrafbaarheid en het idee om het niet wenselijke gedrag te blijven aanhouden. Blijf streng maar rechtvaardig en verkies belonen boven straffen.

Tijdens de driftbui of de woedeaanval

Deze periode stelt een familie, die dagelijks wordt blootgesteld aan extra spanningen en frustraties, meer dan gewoonlijk op de proef. Driftbuien en woedeaanvallen kunnen zich voordoen op zo’n momenten. Het is belangrijk om dit op de best mogelijke manier aan te pakken met de middelen waarover u beschikt, om de harmonie binnen uw gezin te bewaren. De kernboodschap is om de crisis niet te laten escaleren, namelijk door niet als een spiegel tegenover uw kind te reageren. Hier volgen enkele pistes en strategieën die u tijdens zo’n situatie kan toepassen:

  1. Blijf kalm tegenover uw kind. Dit is verre van eenvoudig, vooral wanneer uw kind u slaat of u beledigt. Uw kind zal proberen u mee te trekken in zijn crisis door u uit te dagen, door te roepen of door u in het huis te volgen om een reactie van u uit te lokken. Dit weten zal u helpen om afstand te nemen en om kalmer te zijn in deze situaties.
  2. Zorg voor een ‘time out’. Probeer ervoor te zorgen dat de interactie met uw kind word onderbroken door hem in zijn kamer of een andere kamer te zetten. Begeleid hem als hij er niet zelf naartoe wil gaan. Deze fase is vaak heel moeilijk. Probeer niet teveel te praten en doe hem geen pijn terwijl u hem begeleidt. Daarom is hem begeleiden een goede oplossing. In het algemeen zal het kind u gemakkelijk volgen als u zich verplaatst.
  3. Als hij de ‘time out’ niet respecteert, probeer de deur te sluiten terwijl u hem uitlegt dat het nodig is om terug kalm te worden. Onderhandel niet met hem door de deur. Kom niet tussen, behalve wanneer het kind in gevaar is.
  4. Als hij de ‘time out’ nog altijd niet respecteert en op de deur bonkt, kan u de kamer binnengaan, u op een stoel zetten en doen alsof u leest. Doe alsof u hem niet ziet, geef de indruk dat u bezig bent een boek of een krant te lezen. In het algemeen haten kinderen het dat hun ouders onverschillig zijn tegenover hun crisis. Probeer niet met hem te onderhandelen. Blijf kalm. Kom niet tussen, tenzij het kind in gevaar is.
  5. Vermijd dat de crisis zich naar de hele familie uitbreidt. Probeer aan de andere kinderen te vragen om naar hun kamer of een andere kamer te gaan. Vermijd het om tussen volwassenen te ruzieën. Wanneer een crisis als deze zich voordoet, begint iedereen heel snel te ruzieën.
  6. De andere broers en zussen mogen niet deelnemen aan de crisis. In deze tijd van lockdown is het niet mogelijk om hen naar buiten te laten gaan. U moet dus proberen hen naar een andere kamer te sturen.
  7. Als u thuis met twee volwassenen bent, probeer onderling af te lossen tegenover het kind in crisis. Dat laat het ook toe om te ademen. In het algemeen, ervaart men zelf ook veel spanning.
  8. Praat niet teveel tijdens de crisis. Hou het simpel. Het is niet het moment om uw kind te ondervragen over wat hij voelt en ook niet om te moraliseren. Uw kind is overmand door zijn emoties, hij staat niet open voor een gesprek. Hoe meer u probeert, hoe langer u de crisis maakt.
  9. Na de crisis (oef), moet u de situatie met uw kind terug koel terug in de hand nemen. U moet koel reageren, eens u en uw kind zich in een stabiele emotionele staat bevinden.
  10. Vermijd straffen want uw kind heeft niet genoeg controle over zijn gedrag om deze crisissen te vermijden. Straf kan zijn woede verhogen en zijn zelfvertrouwen verlagen. Geef voorkeur aan herstel, door uw kind toe te laten de materiële schade te herstellen die hij tijdens de crisis heeft veroorzaakt. Geef hem taken van algemeen belang, zoals de tafel dekken of stofzuigen. Begeleid uw kind tijdens de eerste taken.

Is de woede die ik als ouder voelde normaal?

U hebt misschien woede gevoeld tegenover uw kind, schuld als u de controle over uw gedrag bent verloren tijdens de crisis, maar ook empathie voor uw kind dat afziet, of zelfs een gevoel van ontmoediging in uw rol als ouder. Deze emoties kunnen ook overlappen, u moet dit aanvaarden.

De lockdown is een stresserende periode voor de hele familie, maar het kan een goed moment zijn om familieactiviteiten te organiseren waarvoor u geen tijd hebt tijdens de schoolperiode. U kan een planning opstellen met tijd voorbehouden voor taken/werk van de ouders en tijd voor ontspanning/individuele en familieactiviteiten.

Aarzel niet om uw huisarts via mail te raadplegen. Dat is het eenvoudigst opdat hij beschikbaar is om u te antwoorden.

Ten slotte blijft onze permanentie Hallo! Kinder-en jeugdpsychiatrie bereikbaar op 02/477.31.80 van maandag tot vrijdag van 9u tot 16 30u om u raad te geven en u te helpen om te gaan met de moeilijkste momenten.

Bedankt aan Anthony Beuel, Neuropsycholoog voor deze waardevolle tips.

____

www.huderf30.be

Bronnen:

InTijdenVanCorona#3 : Kinderen met aandachtstekortstoornis met of zonder hyperactiviteit

Voor veel families kan de huidige situatie momenten van spanning en ontreddering veroorzaken. Deze situatie kan nóg moeilijker te beheersen zijn, wanneer een familielid een aandachtstekortstoornis meedraagt. U zal in deze fiche advies, “tips and tricks” vinden om uw kind(eren) zo goed mogelijk te helpen in het dagelijkse leven, zowel wat de dag betreft als om te anticiperen op momenten van de dag waarop de impulsiviteit of de hyperactiviteit een hoogtepunt kunnen bereiken.

1. « Als uw kind in behandeling is, zet de behandeling met medicijnen verder, tenzij bij tegenindicatie van uw dokter”

De medicatie helpt uw kind om de symptomen van zijn/haar stoornis beter te beheersen. Het is dus belangrijk de gewone behandeling verder te zetten. Als het voorschrift voor zijn/haar behandeling verlopen is, contacteer dan uw referentiearts en hernieuw het voorschrift via teleconsultatie.

2. « Organiseer de dagen van uw kind volgens een vaste routine »

De dagen van onze kinderen worden normaal door het schoolritme gestructureerd. Routines en rituelen zijn belangrijk voor kinderen en adolescenten met ADHD, en dit des te meer in een periode zoals de huidige waarin ze hun oriëntatiepunten verliezen.

Voorzie dus een tijdsindeling (geschreven, met behulp van pictogrammen, etc.) om zijn/haar dagen te structureren. Als hij/zij er de leeftijd al voor heeft, kunnen jullie deze indeling samen maken of kan u voorstellen dat hij/zij dit alleen doet. Zorg ervoor dat de planning compatibel is met wat uw kind gewoonlijk doet in de schoolperiode. Een tijdsindeling die plots gevuld is met ongewone activiteiten of met te bereiken doelstellingen riskeert het tegenovergestelde effect te hebben dan datgene wat verwacht wordt.

Het is belangrijk dagelijks vaste oriëntatiepunten te hebben zoals :

  • Een vast uur om op te staan en om te gaan slapen
  • Uren voor wel omlijnd werk en te verwerken leerstof
  • Momenten van vrije tijd
  • Het moment van de maaltijden
  • De sportieve activiteiten
  • De eventuele te realiseren taken, het wasmoment, etc.

Formaliseer de leertijden en gebruik het pedagogische materiaal dat door de school geleverd wordt. Houd in het achterhoofd dat de leercontext anders is dan deze van de school en dat u dus niet dezelfde verwachtingen moet hebben. Het belangrijkste is dat hij/zij leert of werkt, het kader mag soepeler zijn (mag rechtstaan, wiebelen, zittend/rechtopstaand/op de grond werken, mondeling werken, etc.). Aarzel niet om regelmatig aangename activiteiten te doen om de zwaarmoedige alledaagsheid van het leven “in uw kot” een beetje te doorbreken.

Vind, indien mogelijk, opdrachten of objectieven voor uw kind na het einde van de werkdag of de sportsessie. Dat zal hem/haar toestaan om zijn/haar impulsiviteit en agitatie te kanaliseren. U kan hem/haar bijvoorbeeld benoemen tot “chef-kok voor de bereiding van een taart” of hem/haar vragen zich bezig te houden met de kleine broertjes en zusjes.

Voorbeeld van tijdsindeling voor een weekdag

Uurrooster maandag Te realiseren activiteit
8u-8.30u Wakker worden ⏰ — Vrije tijd *
8.30u-9u Ontbijt ? — Wassen ? — Aankleden ?
9u-10.30u ? Thuisschool: wiskunde ?
10.30u-11u Vrije tijd ? ? ?
11u-12.30u ? Thuisschool : Nederlands ?
12.30u-13.30u Middageten?
13.30u-14.30u Vrije tijd ? ? ?
14.30u-16u ? Thuisschool : W.O. ?
16u-16.30u Vieruurtje ? — Ontspanning ??♂️
16.30u-17u Fysieke activiteit ⛹?♀️
17u-19u Vrije tijd ??
19u Avondeten ?
20u Klaarmaken om naar bed te gaan ?
20.30u Naar bed * ?

* Let, in de mate van het mogelijke, op de schermtijd die al snel oploopt in de loop van een dag. Vermijd ook best een te lang gebruik van schermen vóór het slapengaan. Geef de voorkeur aan andere activiteiten, zoals lezen bijvoorbeeld, die gunstiger zijn om in slaap te vallen.

3. «Behoud socialisatie-tijd, houd contact met uw naasten »

Het is belangrijk, evenzeer voor u als voor uw kinderen, om regelmatige contacten te onderhouden met uw naasten buitenshuis. Moedig uw kinderen, als ze er de leeftijd voor hebben, aan om dagelijks familieleden of schoolvrienden te contacteren. Geef zo veel mogelijk de voorkeur aan visuele contacten, door de huidige communicatiemiddelen te gebruiken (bvb.: Skype/ FaceTime/ WhatsApp/ Viber/ Messenger). Voor de groteren, als ze geen telefoon hebben: laat hen met mekaar praten in alle discretie. Ze zullen meer op hun gemak zijn. Voor degenen die een telefoon bezitten: maak u geen zorgen, ze zullen niet op u gewacht hebben om met hun vriend of vriendin te praten.

4. « Behoud een dagelijkse sportieve activiteit »

Uw kinderen, zeker als ze ADHD hebben met een uitgesproken hyperactiviteit, hebben het nodig om zich uit te leven. De agitatie en de impulsiviteit riskeren inderdaad nog opvallender te zijn na 16u, het is dus een activiteit die je zeker niet links mag laten liggen. Stel binnen activiteiten voor van het type yoga, relaxatie, dans of turnparcours (met behulp van meubels die niet stuk gaan, zoals boeken, stoelen, kussens, etc.). Eenmaal het parcours is afgewerkt, aarzel niet om uw kind aan te sporen om meteen na het eerste parcours alleen een andere te maken, om zijn creativiteit en zijn motivatie voor een activiteit te mobiliseren.

Zeker als u geen tuin heeft of op een appartement woont: stel een fysieke buitenactiviteit voor van minstens 30 minuten per dag (wandeling, looptocht, fietstocht maar waak er hierbij over om de nodige afstand tot de andere wandelaars te respecteren).

Verschillende internetsites kunnen u helpen i.v.m. sport voor binnenshuis:

5. « Maak u niet ongerust en stel uw kind gerust over de eventuele pedagogische achterstand die deze periode van lockdown met zich mee kan brengen »

Hun mentaal evenwicht is belangrijker dan hun schoolniveau ! Denk eraan dat alle jongeren zich in dezelfde situatie bevinden. Bij de terugkeer naar de klas, zullen hun leerkrachten zich aanpassen aan deze onuitgegeven situatie. Het belangrijkste is om te blijven leren.

Profiteer van de schooltijd/leertijd om ook andere werktypes aan te moedigen : organiseer manueel werk gedurende de dag, zoals tekenen, zoutdeeg, schilderen, muziek- eveneens zoals echte lessen op school. Het gaat hier niet om speeltijd. Het is ook het goede moment om hen te leren koken, zingen, tekenen, dansen, knutselen, etc. Aarzel niet om digitale ondersteuning en Youtube-tutorials te gebruiken om hun interesse te wekken.

6. «Organiseer een moment voor spelletjes met het gezin ’s avonds »

Dit zal éénieder toelaten om allemaal samen te zijn in een aangenaam moment en de spanningen te kalmeren, indien nodig. Het is ook een moment waarop éénieder zich serener zal kunnen uitdrukken. Probeer activiteiten te voorzien van minstens 10 minuten, zoals karate, dans, gezelschapsspelletjes, om allemaal samen te lachen en uitwisseling te bevorderen.

7. « Praat over de huidige situatie met uw kind »

Wees open tegen uw kind, praat met hem/haar over de situatie op een kalme manier die aangepast is aan zijn/haar begripsniveau. Vermijd onnodige details. Vraag wat zijn/haar bezorgdheden zijn. Praat ook over de huidige hygiënemaatregelen, over wat de barrièremaatregelen zijn en waartoe ze dienen. Uw kind heeft er nood aan te begrijpen wat het nut van deze maatregelen is. U kan bijvoorbeeld een workshop doen met glitters om te tonen waartoe het wassen van de handen dient. Beperk ook de tijd waarin uw kinderen blootgesteld zijn aan de media, aan de informatie van de televisie en van de sociale media. Heb dit gesprek regelmatig met uw kinderen. Kinderen zijn ongerust, maar drukken dit niet uit zoals volwassenen.

8. « Zorg voor uzelf als ouder »

Angst wordt overgedragen : wanneer de ouders angstig zijn, zullen de kinderen dit ook zijn. Het is belangrijk ook voor uzelf als ouder te zorgen. U moet zich informeren maar let erop dat u niet eindeloos naar de nieuwszenders luistert, die de angst kunnen doen toenemen. Beperk de media tot maximum 30 minuten per dag.

Probeer ademhalings- of relaxatiesessies te houden, met of zonder de kinderen. Wees mild ten opzichte van uzelf en de andere gezinsleden. We brengen zelden zoveel tijd allemaal samen door, gedurende een zo lange periode. Sta uzelf momenten van alleen-zijn toe, binnen in huis of door te gaan stappen. Stel vaste tijdschema’s op waarop uw kinderen zichzelf bezig houden opdat u tijd voor uzelf zou kunnen nemen.

9. « In geval van crisis »

De spanning veroorzaakt door de situatie die we meemaken kan crisissen of verzettend gedrag bij uw kinderen teweegbrengen. Aarzel niet onze praktische fiche te raadplegen om u te helpen dit type van gedrag te voorkomen, maar ook om de meer kritieke situaties te managen.

Tot slot blijft onze permanentie Hallo! Kinder- en jeugdpsychiatrie bereikbaar op het nummer 02/477.31.80 van maandag tot vrijdag van 9u tot 16.30u, om u raad te geven en u te helpen het hoofd te bieden aan de meest moeilijke momenten.

Bedankt aan Anthony Beuel, Neuropsycholoog voor deze waardevolle tips.

____

www.huderf30.be

Bronnen:

www.tdah.be

www.pedopsydebre.org

www.pieceofpie.ca/the-best-indoor-activities-for-adhd-kids/

www.caddra.ca

Het tirannieke kind: hoe (re)ageren? Illustratie van het geweldloos weerstandsmodel in het kinderziekenhuis

Alle ouders zullen je vertellen dat het opvoeden van een kind of tiener een taak op zich is, die veel energie vereist in het dagelijkse leven. Sommige kinderen zijn “moeilijker”, ze kunnen onevenredige reacties hebben en soms gewelddadig en agressief zijn tegenover zichzelf en anderen. Ze zijn wat we in het jargon van de kinderpsychologie ’tirannieke kinderen’ noemen. Hoe reageren op dit soort (auto) destructief gedrag? Illustratie met het team kinderpsychiatrie van het Kinderziekenhuis, dat de principes van geweldloos verzet in de psychotherapie toepast om conflicten elke dag onschadelijk te maken of te voorkomen.

 

Lange tijd stonden twee onderwijsmodellen tegenover elkaar. Aan de ene kant is er het autoritaire model waar het educatieve kader erg strikt is, berisping, bedreigingen en straffen. Anderzijds is er het vrijheidsmodel waar de grenzen van dit kader integendeel zeer flexibel zijn en het kind weinig beperkingen worden opgelegd. Beide modellen hebben hun voordelen en hun gebreken. Sommige gedragsproblemen kunnen inderdaad in beide gevallen optreden: delinquentie, gebrek aan zelfvertrouwen … Kortom, het ene model is niet beter dan het andere … Een derde model is naar voren gekomen Het is een soort midden, “een nieuwe autoriteit”, zoals ontwikkeld door Haim Homer.

Een derde onderwijsmodel: geweldloos verzet        

Haïm Hoder is professor in de psychologie aan de universiteit van Tel Aviv. Wanneer hij ouders ontmoette zonder educatieve hulpmiddelen om met het agressieve gedrag van hun kind om te gaan, kwam het idee bij hem op om het principe van geweldloos verzet bruikbaar te maken voor de psychotherapie.

Geweldloos verzet is een concept dat op veel gebieden van toepassing is, waaronder sociaal-politieke doctrines. Gandhi, Martin Luther King of Rosa Parks zijn echte pioniers van dit concept. Wanneer Rosa Parks weigerde om haar plaats af te staan aan een blanke man en op de vloer van de bus ging zitten, in een gebied “voorbehouden aan zwarten” geeft zij blijk van geweldloos verzet.

Op het gebied van de kinderpsychiatrie is dit concept zeer gemakkelijk om te zetten om educatieve sleutels te vinden voor gewelddadige en zelfvernietigende kinderen en adolescenten.

Het kanaliseren van het gewelddadige gedrag van het kind: gemakkelijker gezegd dan gedaan

Wanneer een kind gewelddadig gedrag vertoont, zijn de ouders bang om de controle te verliezen, dus zullen ze natuurlijk proberen onmiddellijk een oplossing te vinden om de crisis te stoppen. Vaak zijn deze oplossingen korte termijn oplossingen en hierdoor komen nieuwe crisissen voor en komt men in een vicieuze cirkel terecht. In het begin zullen de ouders ingaan tegen het gedrag van hun kind. Dit zal dan bijdragen tot de escalatie van het ouder-kind geweld. Ten slotte, om het geweld te stoppen, vergeldingsmaatregelen te vermijden of wanneer het kind zijn ouders ongerust maakt, hebben ze geen andere keuze dan zich over te geven en toe te geven aan zijn verzoek. Deze vicieuze cirkel leidt tot een desinvestering van de ouderrol: er ontstaat een conflictrelatie, er worden geen kwaliteitsmomenten meer gedeeld tussen ouder en kind.

Het gedrag van ouders laten evolueren om dat van het kind te veranderen

Het toepassen van het principe van geweldloos verzet berust in de eerste plaats op een evolutie van het gedrag van de ouders zodat het gedrag van het kind verandert. In die zin is geweldloos verzet gebaseerd op verschillende pijlers waarmee ouders het geweld kunnen kanaliseren en niet verder voeden:

de ouderlijke aanwezigheid herstellen: om echt samen te zijn, dingen te delen, door te geven aan het kind: “Ik ben aanwezig, je kunt jezelf niet van me scheiden, ik zal er zijn en blijven, wat je ook doet”.

– til de sluier van geheimhouding op voor de ouders: vaak schamen ouders van tirannieke kinderen zich en voelen zich schuldig voor het gedrag van hun kind. Het is echter belangrijk om een ​​ondersteuningsnetwerk te creëren waar ouders op kunnen rekenen.

reageren op het uitgestelde verzoek: reageer niet direct op het kind, maar neem de tijd om na te denken. Wanneer het antwoord snel wordt gegeven, ontstaan ​​er conflicten. Een “Ik zal erover nadenken” zal altijd beter zijn dan een direct en definitief antwoord.

gebruik geen strafmodel: dit werkt niet bij dit type kind met agressief gedrag.

accepteer stilte: wanneer een beslissing van de ouder wordt genomen, is het niet nodig om de redenen daarvoor te argumenteren of uit te leggen.

De professionele toepassing binnen de kinderpsychiatrische dienst

Een van belangrijkste tools van het team kinderpsychiatrie is de schriftelijke verklaring. Wanneer een kind in de eenheid gewelddadig gedrag vertoont, ontmoeten verschillende professionals elkaar en schrijven een brief aan het kind waarin het gedrag dat niet wordt geduld, nauwkeurig wordt beschreven. De professionals en het kind ontmoeten elkaar vervolgens in een kamer, waar de brief hardop wordt voorgelezen. Aan het einde van de lezing verlaat het kinderpsychiatrisch team de kamer, geeft de brief en laat de jongere alleen. Later zal een tweede ontmoeting plaatsvinden, zodat het team en het kind de brief kunnen bespreken.

Over het algemeen zorgt het team kinderpsychiatrie ervoor dat de ouder in deze benadering wordt geïntegreerd. Dus vanaf het begin van de ziekenhuisopname van hun kind, ontvangen de ouders een gids die de gevolgde aanpak in het ziekenhuis presenteert en ze worden ook betrokken tijdens concrete acties, zoals het geval is voor de schriftelijke verklaring. De ouders nemen deel aan het opstellen van de brief, maar zijn ook betrokken bij het lezen ervan (als een eenvoudige deelnemer of lezer). De integratie van de ouders in de aanpak die in het ziekenhuis wordt geïnitieerd, is belangrijk omdat deze hen waardeert in hun ouderlijke rol, maar hen ook momenten van experimenteren met geweldloos verzet biedt die hen daarna kunnen helpen wanneer het kind naar huis terugkeert. Het gaat erom bruggen te slaan tussen wat er gebeurt binnen de zorgeenheid en daarbuiten. Het doel is om een ​​continuïteit van de aanpak te bewerkstelligen die gedragsverbetering op de lange termijn mogelijk maakt, en niet alleen in een bepaald kader.

Deze tool, zoals andere, heeft een aanzienlijk impact omdat het een betrokkenheid van de volwassen figuur (ouder of professional) aantoont. Niet alleen illustreert het de aanwezigheid van de volwassene, maar het laat ook het kind zien dat hij niet alleen is.

Een methode die zich al heeft bewezen

Binnen het Kinderziekenhuis hebben kinderpsychiatrische professionals al de gunstige effecten van de benadering van geweldloos verzet gezien. Kinderen en adolescenten hebben meer respect voor volwassenen, ze zijn meer betrokken bij activiteiten die hen worden aangeboden en situaties van geweld worden zeldzamer. In die zin draagt deze benadering sterk bij aan de humanisering van de zorg.

Geweldloos verzet, wanneer aangepast aan het kind, is daarom een oplossing voor het gewelddadige en agressieve gedrag van tirannieke kinderen. Er is geen specifieke leeftijdscategorie om deze methode toe te passen, de effectiviteit ervan ligt in de aanpassing die voor het kind zal worden aangebracht, de moeilijkheden en pathologie. Wat betreft de schriftelijke verklaring zal deze bijvoorbeeld niet op dezelfde manier worden geschreven voor een 7-jarige als voor een 17-jarige.

 

Over het concept van geweldloos verzet in het Kinderziekenhuis

Het is in 2017 dat dit concept werd opgenomen bij de managementpraktijken van het kinderpsychiatrisch team van het Kinderziekenhuis. Gedurende een jaar heeft het hele team, alle beroepen samen – kinderpsychiater, maatschappelijk werker, verpleegkundige, psycholoog – getraind in geweldloos verzet. Vandaag is het geweldloos verzet sterker ontwikkeld in Vlaanderen dan in Franstalig België. De teams van het Universitair Ziekenhuis Brussel kwamen de professionals in het Kinderziekenhuis trainen.

 

Wilt u meer weten over dit onderwerp? Hier zijn enkele interessante bronnen:

  • Omer Haim, et Uri Weinblatt. « Résistance non violente : guide pour les parents d’adolescents présentant des comportements violents ou autodestructeurs », Cahiers critiques de thérapie familiale et de pratiques de réseaux, vol. no 34, no. 1, 2005, pp. 77-105.
  • Omer Haim, La résistance non violente, une nouvelle approche des enfants violents et autodestructeurs, 2ième édition DeBoeck Supérieur, “Carrefour des psychothérapies”, 2017, 234 pages